Duurzaamheid

Waarom het met waterkracht in Nederland niet zo’n vaart loopt

Gepubliceerd in Vrij Nederland.

Het is niet te zien, niet te horen en nagenoeg altijd beschikbaar: waterkracht zou een mooie aanvullende energiebron zijn in Nederland. Maar kan dat wel in een land waar het water relatief weinig stroomt en turbines ook nog eens moeten opwerken tegen een hele hoop regels en gewoonten?

Horen waterkrachtcentrales niet thuis in landen als Noorwegen, waar het stikt van de watervallen die met angstaanjagende kracht naar beneden komen zetten? Dat klopt. Maar ook in het vlakke Nederland stroomt – onophoudelijk – behoorlijk wat water voorbij. Onze rivieren tellen daarom al een aantal waterkrachtcentrales en op verschillende plekken bestaan plannen voor nieuwe turbines of watermolens.

Toch loopt het nog niet zo’n vaart met de Nederlandse waterstroom.

Dat heeft verschillende redenen. Ten eerste bereikt het water hier inderdaad geen hoge snelheden of valkrachten. Dat houdt de mogelijke bijdrage van waterkrachtcentrales aan de Nederlandse elektriciteitsvraag beperkt tot zo’n 15.000 huishoudens, berekende onderzoeks- en adviesbureau CE Delft in 2019 in een rapport in opdracht van Rijkswaterstaat, het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het kenniscentrum van de Nederlandse waterschappen en provincies. Die beperkte capaciteit is voor veel lokale initiatiefnemers geen reden om al dat water onbenut voorbij te laten stromen. Ze werken met lokale energiecoöperaties plannen uit om relatief simpele turbines te plaatsen. Maar dan volgt de tweede Nederlandse vertragende factor: de bureaucratie is hier niet ingericht op energie uit waterstroom. Nieuwe projecten verlopen daarom uiterst stroef of staan zelfs stil. Dat merkt bijvoorbeeld communicatiespecialist Baukelien Franken. Met vier andere bewoners uit de regio Rivierenland wilde ze in 2013 een duurzame beweging opzetten. De beweging heet inmiddels ‘Rivierenlanders in verbinding’ en werkt met zo’n 250 actieve burgers en mensen uit overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen samen op het gebied van onder meer energie, vervoer en voedsel. In een eerste brainstorm zocht het startgroepje naar onbenut potentieel in de regio. Al kwamen toen de rivieren boven. Franken: ‘Die stromen hier gratis door ons land, kunnen we daar wat mee?’ Nieuw is dat idee natuurlijk niet. Eeuwen geleden maalden we al graan, persten we olie of smeedden ijzer met de kracht van stromend water. Tegenwoordig bestaan er allerlei moderne varianten van de oude watermolens. Je zou denken dat het daarom snel kan gaan met zo’n relatief simpele bijdrage aan de energietransitie. Maar dan overschat je de flexibiliteit van gevestigde Nederlandse instituties.

Aaibaarheidsfactor

Drie jaar later was ook bij Rivierenlanders in verbinding nog maar weinig gebeurd met de rivieren. Projecten rondom windmolens en zonnepanelen kwamen eerder van de grond, maar Franken was de rivieren in 2016 nog niet vergeten. Die konden goed dienen als aanvulling op wind en zon. ‘Als de zon niet schijnt en het waait niet, stroomt het water nog wel. Daarmee kun je dus goed het net balanceren.’ Een ander voordeel van waterkracht is dat je een turbine in het water niet ziet of hoort, anders dan veel andere hernieuwbare energieopwekkers. Er is dus geen discussie over horizonvervuiling, slagschaduw of aantastingen van het beschermd dorps- of stadsgezicht. Integendeel, zegt Franken: ‘Je hebt de aaibaarheidsfactor mee.’

Toen ze in 2016 de eerste mensen bij elkaar zette voor een project genaamd WaterkrachTiel was iedereen dan ook enthousiast. Frankens oog was gevallen op de Prins Bernhardsluis bij Tiel, waarin boten worden opgetild of neergelaten om de Waal of het Amsterdam-Rijnkanaal te betreden. Naast die sluis loopt een smalle watergang die zo’n vier maanden per jaar openstaat om overtollig water van de Waal snel af te kunnen voeren naar het kanaal. In dit verder ongebruikte ‘omloopriool’ wilde Franken een waterkrachtturbine plaatsen. Schepen hebben daar geen last van en op de turbinebladen staat extra druk door de trechtervorming in het riool. Franken bracht haar idee vanaf het begin af aan onder de aandacht van allerlei mogelijke betrokkenen. Ze weet van eerdere initiatieven hoe belangrijk sociale cohesie is bij nieuwe projecten. Op de eerste bijeenkomst nodigde Franken dus meteen veel partijen uit. Er waren mensen van de gemeente, iemand uit de Provincie Gelderland, twee van de ondernemersvereniging uit de buurt, iemand van Liander en vier mensen van Rijkswaterstaat. Bij hoge uitzondering mochten ze de bijeenkomst zelfs organiseren ín het gebouwtje op de bewuste sluis van Rijkswaterstaat. ‘Een heel oud, vies zaaltje,’ lacht Franken. ‘Het was een superleuke bijeenkomst, want het enthousiasme was groot.’’

Goed idee

Toch is er vier jaar later nog niets van terecht gekomen. De gemeente gaf een omgevingsvergunning en de provincie co-financierde een vooronderzoek. ‘Maar de sluis is eigendom van Rijkswaterstaat. Als zij geen toestemming geven of niet mee willen werken, gaat het niet door. En daar kregen we maar geen uitspraak over.’

Lang léék het met de medewerking van Rijkswaterstaat wel goed te komen. Werknemers vonden een waterkrachtturbine altijd een goed idee, zegt Franken. ‘Ja, graag,’ zeiden ze steeds weer tegen haar. ‘Ga praten met mijn baas of met het ministerie, zodat ik hier uren voor krijg.’

Franken had zoveel vertrouwen in het project dat ze na een vooronderzoek − nog zonder de benodigde vergunning van Rijkswaterstaat − alvast doorging met een uitvoeringsproject, met 100.000 euro van het regionaal investeringsfonds. Met behulp van experts rekende WaterkrachTiel een compleet businessmodel uit. Een waterkrachtturbine zou voor zo’n 750 huishoudens stroom op kunnen wekken. Maar dan moet het omloopriool wel vaker openstaan dan vier maanden per jaar. Of Rijkswaterstaat dat wil doen is de vraag, want die organisatie heeft hele andere prioriteiten. Tot nog toe kregen de welwillende medewerkers van Rijkswaterstaat nog geen uren om mee te werken aan dit project. Zo heeft Franken nog geen zicht op een vergunning en ook niet op een dubbelcheck van de berekeningen over bijvoorbeeld de te verwachten hoeveelheden water die door het omloopriool zullen stromen. Nog verder weg lijkt de bereidheid van Rijkswaterstaat om het waterbeheer aan te passen aan de plannen van Franken.

Telefonisch wil Rijkswaterstaat hier niets over zeggen. Uit antwoorden op vragen per mail blijkt inderdaad weinig enthousiasme over dit soort ‘initiatieven van derden’, schrijft een persvoorlichter. ‘Waterkracht zal in het vlakke Nederland een beperkte bijdrage kunnen leveren aan de energietransitie,’ luidt de verwachting. De organisatie ziet haar taak puur als vergunningverlener en hanteert daarbij als randvoorwaarden de eigen kerntaken voor water- en scheepvaartmanagement. Dan wijst de organisatie nog op allerlei regelgeving op het gebied van vistrek en natuurbescherming waar nieuwe initiatieven aan moeten voldoen, én zal het rondkrijgen van een businesscase ‘een uitdaging’ zijn, aldus de persvoorlichter. ‘Er zijn geen garanties over de hoeveelheden water die afstromen.’

Het gaat dan om de hoeveelheden water die door het omloopriool stromen en zo via een turbine van WaterkrachTiel energie kunnen opwekken. Hoe vaak daar water langs stroomt, hangt sterk af van het waterbeheer van Rijkswaterstaat zelf. Zetten ze het omloopriool open of niet? Tot nu toe lijkt Rijkswaterstaat weinig bereid om dat vaker te doen dan de huidige vier maanden per jaar. In de overige acht maanden zegt de persvoorlichter te vrezen voor risico’s op het vlak van onder meer water[1]veiligheid, scheepvaartveiligheid en bodem[1]effecten. Franken hoopt dat Rijkswaterstaat die mogelijke effecten nader wil onderzoeken. Volgens vooronderzoek van WaterkrachTiel is er namelijk wel meer stroming door het omloopriool mogelijk.

De meest ontwikkelde technologie

De schatting die onderzoeksbureau CE Delft in 2019 maakte, waarin de mogelijke bijdrage van waterkracht in heel Nederland werd geraamd op stroom voor zo’n 15.000 huishoudens, is volgens Leon Claassen, projectleider bij de provincie Gelderland, te laag omdat alleen is gekeken naar opwek bij sluizen en stuwen. ‘Er is geen rekening gehouden met nieuwe initiatieven en innovaties.’ Energie opwekken uit waterkracht kan volgens Claassen bijvoorbeeld ook in vrij stromend water. ‘De groeipotentie wordt daardoor naar verwachting een factor 4 hoger.’

Naast waterkracht uit beken en rivieren keek CE Delft ook naar andere technieken, zoals getijdenenergie, golfenergie of zonnepanelen op water. Waterkracht levert vergeleken de meeste andere technieken een relatief kleine bijdrage, maar beschikt wel over de meest ontwikkelde technologie. Vergeleken met de beraamde energie voor 15.000 huishoudens uit waterkracht, zou bijvoorbeeld ruim twintig keer zoveel energie kunnen worden opgewekt met het mengen van zout en zoet water en zelfs tweehonderd keer zoveel door het bouwen van zogeheten Dynamic Tidal Power-dammen in zee. Maar deze ideeën zitten nog in de verkenningsfase. Het is nog onduidelijk of het installeren van dit soort centrales economisch haalbaar en ecologisch inpasbaar is. En áls dat zo is, gebeurt dat in elk geval pas na 2030.

Waarom dan niet alvast beginnen met de berekenbare waterkrachtturbines op plekken waar toch niemand er last van heeft? Franken kreeg in 2016 nog meerdere mensen mee in dat idee. In het uitwerken van de plannen werkte WaterkrachTiel veel samen met Leon Claassen. Hij vindt de waterkrachtturbine in Tiel een leuk project omdat het initiatief echt van onderop komt. ‘Bewoners zagen langs de sluis water stromen waar niets mee gebeurt, hoewel je er ook energie uit kunt halen.’ Het idee paste ook goed in de ambities van de provincie om duurzamer te worden en eigen energie op te wekken.

Dat geldt minder voor Rijkswaterstaat, merkt ook Claassen. ‘Het ziet niet in de genen van zo’n organisatie. Rijkswaterstaat heeft van oudsher de rol van waterbeheerder. Energieopwekking hoort daar niet bij.’ Daarin staat Rijkswaterstaat volgens Claassen niet alleen. ‘In Nederland wordt vaak vergeten dat je stroom kunt opwekken uit stromend water en dat we daar in ons land zelfs goed in zijn.’ Ook in de Regionale Energie Strategieën (RES), waar nu druk aan wordt gewerkt, is waterkracht opvallend afwezig. ‘Rivierenland is een van de weinige regio’s die waterkracht noemt als kans. Dat is wel vooruitstrevend. Verder is er in Nederland vooral koudwatervrees.’

Vissterfte

Die vrees komt niet uit de lucht vallen. Er kleeft namelijk een groot nadeel aan – vooral oude − waterkrachtturbines. Natuurmonumenten is stellig tégen, vermeldt de vereniging op haar website, omdat waterkrachtcentrales schade toebrengen aan de visstand. Door de obstakels in rivieren kunnen vissen niet migreren of ze worden er zelfs in kapot gemalen. Sportvisserij Nederland en andere partijen voerden begin deze eeuw met succes rechtszaken tegen de vergunningverlening van Rijkswaterstaat aan een waterkrachtcentrale bij Borgharen in Limburg. Oudere centrales, die eind vorige eeuw werden gebouwd, zijn nog veel schadelijker voor vissen. Deze centrales bij Linne en Lith in de Maas en bij Maurik in de Neder-Rijn brengen volgens CE Delft bijvoorbeeld schade toe aan zo’n 20 tot 30 procent van de aal in deze rivieren en tot meer dan 10 procent aan andere vissoorten. De centrales liggen in de rivieren van Rijkswaterstaat maar zijn eigendom van energieproducenten. Die zijn nu middels rechtszaken en nieuwe beleidsmaatregelen gemaand om de vissterfte enigszins te beperken door de centrales bijvoorbeeld uit te zetten tijdens migratieperiodes. Franken denkt dat deze rechtszaken Rijkswaterstaat in het begin tegenhielden om mee te werken aan WaterkrachTiel. Maar dat is niet meer nodig. De turbines die zij op het oog heeft zijn veel beter dan die ‘ouwe krengen’ uit de vorige eeuw. ‘De huidige turbines draaien heel langzaam en de stand van de bladen is veranderd, waardoor alle vissen er gewoon organisch in mee draaien.’ De provincie Gelderland liet het met filmpjes zien aan de sportvissers. Die zijn inmiddels gesust, merkt Franken, maar de herinnering is bij Rijkswaterstaat blijven hangen. ‘Er zijn nog steeds medewerkers die hun vingers er niet aan willen branden.’

Wokkels

Vissterfte is een explicieter probleem voor Pim de Ridder. Hij is directeur van Wiek II, een stichting die plannen heeft voor energieopwekkende ‘wokkels’ in een stuw in de Maas bij het dorp Graven. De stichting zette eerder een windpark op in de regio en is bezig met een zonnepark. De Ridder wil waterkracht opwekken in een oude sluisbak uit de jaren dertig, in onbruik geraakt omdat de huidige schepen er te groot voor zijn. In de werkeloze sluisbak kunnen wokkelvormige turbines komen. ‘Een stokoude technologie,’ omschrijft De Ridder. ‘Maar wel gemoderniseerd met nieuwe materialen.’

Daarbij is het vooral belangrijk dat de paar meter lange wokkel kaarsrecht blijft zitten in zijn omhulsel, anders glippen er vissen tussendoor die het niet overleven. Omdat de vissen in de Maas eigenlijk al te veel lijden onder de twee oude waterkrachtcentrales bij Lith en Linne, is Wiek II verplicht om de beste technologie te gebruiken. De als nummer 1 geteste wokkel past alleen nét niet drie keer in de sluis. Dat zou aan elkaar geschakeld een halve megawatt opleveren, genoeg voor zo’n drieduizend huishoudens. Voorwaarde daarvoor is wel dat Rijkswaterstaat de dichtgelaste deuren weer open maakt, maar daar maakt de Ridder zich niet zo’n zorgen om. Zijn uitdaging ligt nu vooral in bewijzen dat de iets kleinere, op één na best geteste, wokkel óók geen vissen vermorzelt. Stoplicht op oranje De Ridder vindt de samenwerking met Rijkswaterstaat ook niet om over naar huis te schrijven. Hij weet zeker dat de mensen waarmee hij contact heeft van goede wil zijn, maar hun formele houding vertraagt het proces. Rijkswaterstaat stelt zich afstandelijker op dan wat hij gewend is van gemeenten of de provincie. ‘Die hebben hun eigen energieambities en zijn gevoeliger voor politieke druk.’ De samenwerking met Rijkswaterstaat gaat ‘met horten en stoten’ en dat is jammer, want een beetje vaart is volgens hem juist belangrijk bij zo’n project. Hij verwacht dat er uiteindelijk wel een vergunning komt, maar vreest dat de positiviteit bij de betrokkenen tegen die tijd is verdwenen.

Hetzelfde gebeurde bij Baukelien Franken van WaterkrachTiel. Na vier jaar had zij geen zin meer om aan dode paarden te trekken. Ze heeft weer iets hernieuwde hoop sinds eind vorig jaar vier mannen van Rijkswaterstaat eindelijk met haar in gesprek gingen over haar plan. Rijkswaterstaat zag er weinig toekomst in, werd haar verteld, omdat te onduidelijk was wat voor effect het zou hebben op hun kerntaken. Leon Claassen van de provincie Gelderland was ook bij het gesprek en wist ter plekke het rode stoplicht weer op oranje te zetten, vertelt Franken, en ze denkt dat Rijkswaterstaat nu toch nog de berekening van WaterkrachTiel zal proberen te staven.

Wellicht dat er binnenkort ook schot komt in andere waterkrachtprojecten. Na het uitkomen van het onderzoek van CE Delft in 2019, beloofde toenmalig minister van Economie en Klimaat Eric Wiebes een routekaart te maken voor elektriciteit uit water. Het is afwachten welke rol de oude vertrouwde waterkracht zal krijgen tussen spectaculairdere andere technologieën.