Duurzaamheid

Hoe maak je het duurzaamste bedrijventerrein van de wereld?

Gepubliceerd in Trouw.

Bedrijventerreinen verduurzamen maar mondjesmaat. Schiphol Trade Park en het Utrechtse Strijkviertel nemen het voortouw. ‘Als het ons niet lukt, lukt het nergens.’

Duurzaamheid rond Schiphol? Voor Eelco Ouwerkerk en Jan Jaap Blüm is dat al lang geen gekke combinatie meer. Ze poseren samen voor een glimmend distributiecentrum op Schiphol Trade Park, het bedrijventerrein onder de rook van Schiphol. Blüm is projectmanager van het grotendeels nog te ontwikkelen terrein en Ouwerkerk is directeur van Segro Netherlands, belegger in logistiek vastgoed, zoals dit distributiecentrum.

De toren staat nu nog enigszins verloren tussen lege velden, doorkruist met nieuwe wegen die nog niet door alle navigatie worden opgepikt. De komende jaren worden hier 350 hectaren bebouwd met bedrijfspanden. “Behalve hier hoor”, zegt Blüm. Hij wijst op een weiland vol metershoog olifantsgras. De snelgroeiende stengels vormen een bestanddeel van de betonnen bestrating van het gebied. Dat vermindert de vervuilende productie van beton. “En het is dus een heel klein kringloopje”, zegt Blüm. Naast het olifantsgras blijft hier ruimte over voor andere duurzame initiatieven. “Fifty shades of green”, grinnikt Blüm.

Schiphol goed voor vleermuizen en ransuilen?

Ook tussen de bedrijfspanden komen straks inheemse planten die goed zijn voor de vleermuizen, ransuilen en grasmussen in het gebied. Deze en andere plannen leverden Schiphol Trade Park het ‘Outstanding Breeam’ certificaat op, de hoogste categorie van het internationaal erkend keurmerk. Dat is uitzonderlijk, want bedrijventerreinen schieten over het algemeen niet erg op met verduurzaming. De Raad van de Leefomgeving en Infrastructuur raadde eind vorig jaar daarom aan om een specifiek duurzaamheidslabel voor bedrijventerreinen in te voeren.

Maar voor Schiphol Trade Park is het dan ook relatief makkelijk, geven de heren zelf toe. Blüm: “Als het ons niet lukt, lukt het nergens.” Schiphol Trade Park is een populair gebied voor bedrijven, dus er is geld voor duurzame nieuwbouw. Omdat het gebied nog ontwikkeld moet worden is er bovendien een gebiedsontwikkelaar om alles in goede banen te leiden.

Die ontwikkelaar is Blüms werkgever Schiphol Area Development Company (SADC), met als aandeelhouders naast Schiphol zelf ook de provincie Noord-Holland en de gemeenten Haarlemmermeer en Amsterdam. Die publieke aandeelhouders kijken niet alleen naar de financiële opbrengst van het gebied, maar ook nadrukkelijk naar publieke waarden, zoals duurzaamheid en maatschappelijke initiatieven.

Een derde wind mee voor duurzame ontwikkeling rond Schiphol is de schone lei waarop SADC kan bouwen. Blüm: “In veel andere gebieden in Nederland is het ondergronds bijvoorbeeld al één grote spaghetti.” Zo ontstond hier een nog vrij uitzonderlijke innovatie in bedrijvenland: een virtueel gedeeld stroomnetwerk. Op Schiphol Trade Park delen vijftien verschillende bedrijven samen de stroomcapaciteit van maar vier bedrijven.

Netcapaciteit delen met de buren

In 2020 was Segro een van de vier bedrijven op het terrein die stroomcapaciteit hadden gekregen. Daarna was de capaciteit van netwerkbeheerder Liander op en konden andere bedrijven ernaar fluiten. Het is de netcongestie waar steeds meer bedrijven in Nederland tegenaan lopen. Segro en de drie andere bedrijven besloten hun capaciteit te delen met de buren.

“Delen was voor ons eigenlijk geen risico”, zegt Ouwerkerk. Hij kreeg de toezegging dat Segro altijd toegang tot de gecontracteerde capaciteit zou hebben en had anders een legitieme reden om weer uit het virtuele net te stappen. “Maar er was natuurlijk wel vertrouwen nodig”, nuanceert hij. “Dat alles juridisch goed was geregeld, dat de techniek zou werken en dat iedereen zou doen wat ze hadden beloofd.”

De stroomcapaciteit voor vier bleek genoeg voor vijftien omdat bedrijven vaak ruim rekenen bij een aanvraag voor stroomcapaciteit. Een aansluiting moet genoeg zijn om alle apparaten te laten draaien, plus nog een beetje voor de zekerheid. Maar zelden staan alle apparaten van een bedrijf tegelijkertijd aan, laat staan bij alle bedrijven samen. Omdat het stroomverbruik op Schiphol Trade Park nu bovendien goed gemonitord wordt, zijn bedrijven minder stroom gaan gebruiken en zetten ze bijvoorbeeld timers op de laders van hun elektrische apparatuur, om het stroomverbruik te spreiden.

Pilotstatus met een energiecoöperatie

Dat het virtueel net er kwam, was ook omdat niemand winst maakt met het project, zeggen Ouwerkerk en Blüm. Bedrijven delen hun capaciteit in de vorm van een energiecoöperatie, opgezet met de professionele organisatiekracht van SADC. Het moeilijkst om aan boord te krijgen was netwerkbeheerder Liander. Dat bedrijf blijft per wet immers verantwoordelijk voor het net, maar geeft wel een deel van de controle daarover uit handen door bedrijven hun capaciteit te laten delen.

Ouwerkerk: “Het lijkt een beetje op de eigenaar van een snelweg die geen zeggenschap meer heeft over de bewegwijzering of de hoeveelheid auto’s.” Om dit project van de grond te krijgen, kreeg het een pilotstatus. Blüm: “Dan mag je afwijken van de standaard werkwijze van de netbeheerder, maar dat maakt het wel moeilijk te kopiëren.”

Zo’n virtueel net komt sowieso moeilijk van de grond op minder goed georganiseerde bedrijventerreinen, zegt Cees-Jan Pen, lector ‘De Ondernemende regio’ aan de Fontys hogeschool. “Op 80 procent van de bedrijventerreinen wordt niet samengewerkt. Dan wordt het heel lastig om energie te delen en andere vraagstukken op te lossen.”

Bedrijfsparken die wel verduurzamen hebben bijna altijd een parkmanager, weet Pen. “Die weet wat er speelt bij bedrijven, waar warmte overblijft en die kan helpen bij gezamenlijke investeringen of subsidieaanvragen.” Dat dat nog weinig gebeurt rekent de lector het bedrijfsleven aan, maar ook overheden. “Werkgebieden zijn vergeleken met binnenstedelijke en woongebieden vaak het ondergeschoven kindje in de ruimtelijke ordening.”

Voor circulair werken is meer ruimte nodig

Pen maakt zich vooral zorgen over de volgende stap. “In een circulaire economie zullen meer bedrijven spullen gaan opslaan, repareren, hergebruiken en recyclen. Dat soort bedrijven hebben vaak minder aan huur te besteden dan een reclame- of adviesbureau. Tegelijkertijd hebben ze wel meer ruimte nodig. Het hergebruik van producten en grondstoffen zorgt bijvoorbeeld vaak voor hinder, lawaai of stank. Zo kan het gebrek aan betaalbare bedrijfsruimte een groot obstakel worden voor de circulaire transitie.”

Susanne Schilderman, wethouder Circulaire Economie van de gemeente Utrecht, is daarom bezig met het nog te bouwen Strijkviertel in Leidsche Rijn. Het bedrijventerrein wordt groen, fiets- en ov-vriendelijk en wil circulaire koplopers en pioniers huisvesten, met een accent op mbo-niveau, staat in de plannen. Schilderman: “Zeker in onze provincie is de druk op bedrijventerreinen hoog. Omdat lineaire bedrijfsmodellen nu nog vaak meer geld verdienen, lopen circulaire bedrijven het risico weggedrukt te worden.”

Of de bedrijfsruimte in Strijkviertel straks echt naar circulaire bedrijven gaat, is eigenlijk nog maar de vraag. Schilderman: “Je kunt als gemeente een gebied niet bestemmen voor bepaalde huurprijzen of voor specifiek circulaire bedrijven. Er moeten voor inschrijvers namelijk altijd gelijke kansen zijn. Als je publiekrechtelijk meer op circulaire activiteiten of op het verwerken van bepaalde grondstoffen zou kunnen sturen, zou het veel makkelijker zijn.”

Ook parkeerplekken kan je delen

Utrecht probeert nu via andere wegen bedrijfspanden in Strijkviertel geschikt te maken voor circulaire bedrijven. Door gebouwontwikkelaars bijvoorbeeld te vragen om het gebied intensief te bebouwen, met gedeelde faciliteiten, zoals parkeerplekken, distributiestraten en erfafscheidingen. “Dat maakt het niet meer interessant voor álle bedrijven”, zegt Schilderman. “En het kan prijsdrukkend werken, omdat je meer waarde haalt uit de grond.”

Ook met de milieucategorie van een gebied kan de gemeente invloed uitoefenen op de invulling ervan. Industriële circulaire activiteiten, zoals recycling, hebben tegenstrijdig genoeg een relatief hoge belasting op het milieu, ofwel de directe omgeving. Het is de lawaai en stank waar Pen op doelde. Aan die bedrijven wil Schilderman ruimte bieden op het bestaande bedrijventerrein Lage Weide. “Dat gebied is goed voor bulk, met toegang via weg, water en spoor. Er zitten nu ook al sloopbedrijven, grondstoffenverwerkers en een circulaire bouwhub. Dat moet je als gemeente echt actief beschermen.”

Het nieuwe Strijkviertel krijgt bewust een iets lagere milieucategorie, met woonwijk Rijnvliet in de buurt. Schilderman: “Denk aan bedrijven die zich bezighouden met hergebruik en met de deeleconomie. Die activiteiten zijn ook praktisch en arbeidsintensief en hebben we óók nodig in de circulaire economie.”