In de 33 jaar dat ik bij het GVB werk, heb ik veel zien veranderen. Ik zie bijvoorbeeld veel gejaagdheid bij mensen. Ze willen zo snel mogelijk hebben wat ze nog niet hadden en vergeten daarbij te letten op wat er om hen heen gebeurt.
Negen van de tien mensen in de tram hebben tegenwoordig een telefoon in hun hand. Het zijn net van die Japanners die alleen maar foto’s nemen van de meest idiote dingen. Hup foto, hup door. Pas als ze weer thuis zijn, beleven ze wat ze hier meemaakten.
Ik lach daar tegenwoordig om. Ook als het uit de hand loopt. Er ontstaan wel eens stresssituaties in de tram. Als er bijvoorbeeld een man instapt met een telefoon aan zijn oor die dan een vrouw opzij duwt. Voordat je het weet bemoeit iedereen zich ermee.
Van zo’n situatie kun je ook afstand nemen. Dan is het net als televisie kijken. Ik vertel dat ook vaak aan gestresste collega’s. In het openbaar vervoer zit je er soms vreselijk doorheen. Dan zeg ik: ‘Gooi al je frustraties maar in de vuilnisbak. Ik weet een hele mooie, die staat hier’.
Het duurt altijd even, maar uiteindelijk begrijpen ze het wel. ‘Waar is hier?’, vragen ze dan. Dat moet jij zien uit te vinden, leg ik ze uit. Maar eigenlijk ben je er al. Je kunt hollen wat je wil, maar je blijft toch in het hier en nu. Dan volgt mijn levensmotto: ‘Leef in het nu, dat is je vuilnisemmer’.
Het is natuurlijk beeldtaal. Maar die vuilnisemmer is iets waarin je alles kwijt kunt. Je doet in je leven zoveel indrukken op dat mensen overvol raken. Dat hebben ze zelf vaak al lang niet meer door.
Een voorbeeld zijn reclamespotjes. Die zitten slim in elkaar, hoor. Zonder dat je het merkt, heeft al die herhaling uiteindelijk toch effect op je. De boodschap wordt opgeslagen, je hoofd is een soort zolderkamer.
Al dat soort indrukken noem ik vuilnis, bagger. Het stapelt zich maar op. Uiteindelijk kan dat leiden tot een burn out, zoals dat tegenwoordig heet. Vroeger was dat ook al een probleem, maar toen waren de informatiekanalen veel beperkter.
We kregen minder impulsen binnen en deden bovendien veel lichamelijk arbeid, wat die mentale consumptie compenseert. Dat is nu heel anders.
Dus hebben we een vuilnisemmer nodig. Zo kun je de leegte in jezelf opzoeken en weer meer leven in het hier en het nu.
Het idee kwam zomaar een keer bij me bovendrijven. Ik had, zoals je dat met een mooi woord zegt, inspiratie.
Het gebeurde, geloof ik, op mijn werk, een paar jaar geleden. Ik zat toen even in mijn ‘comfortzone’. Het maakt niet uit waar je bent, daar kun je altijd heen. Je zit dan in een soort strandstoel. Ik zat te denken aan al dat vuilnis. ‘Hé, wacht even’, dacht ik toen, ‘dat is ‘m. Een vuilnisemmer!’
Ik heb dertig jaar filosofie gestudeerd. Niet op een school, maar autodidactisch. Ik las boeken van Nietzsche en Schopenhauer. Naarmate ik ouder word, haal ik ook veel uit mijn eigen levenservaring.
Zo heb ik mezelf langzaam, net als een ui, laag voor laag afgepeld. Uiteindelijk blijft er dan niets over. Je lost op en hebt niets meer nodig. Er is niets mooiers dan dat. Je bent dan als een druppel water die in de oceaan wordt opgenomen. Eerst geniet je als die druppel, daarna geniet je als de oceaan.
Ik ben nog niet zover. Maar ik ben wel hard op weg in het proces. Ik leef meer in het hier en nu en bekijk dingen anders. Zoals de stress-situaties in de tram. Als je het ook wilt proberen, moet je maar eens rustig gaan zitten. En haal bijvoorbeeld dat klokje eens van je pols.
Ik moet met mijn werk natuurlijk ook vaak op tijd zijn, maar als ik voel: het gaat even niet goed met Frits, dan doe ik heel langzaam aan, hoor. Dan kan iemand met een stopwatch achter me gaan zitten, maar blijf ik gewoon rustig doorrijden.”
Frits Hogeslag is tramchauffeur bij het GVB. Samen met zijn collega Henk Zoutberg bracht hij onlangs het boek ‘Ontspoord’ uit. De schrijvers noemen zichzelf De Mompelmannen. Ze kijken kritisch naar hun bedrijf en vooral het management.
Foto: cc
Gepubliceerd in Trouw