Actrice en zangeres Ricky Koole luistert op zondagochtend graag naar mooie muziek en bevlogen toespraken in de kerk. Maar ze raakt geïrriteerd als het over God gaat. Daarom organiseert ze haar eigendienst, voor ongelovigen.
Je speelt in de musical ‘Hij gelooft in mij’, bent bijna klaar met een nieuwe cd en organiseert nu alweer de zesde dienst voor ongelovigen.Is zulke ‘bezinning’ nodig in al die drukte?
“Met de drukte valt het gelukkig wel mee, omdat ik nu niet hoef te touren, maar de dienst neemt wel veel tijd in beslag. Ik doe het voor andere mensen. Ik vind het fantastisch dat zij kunnen gaan zitten en van alles over zich heen krijgen: een goed koor, mooie teksten, een strijkkwartet en ook nog een gastspreker, zoals filosoof Coen Simon of Marc-Marie Huijbregts, die vertellen waar ze in geloven. Je ziet dat mensen dan echt geïnspireerd raken en naar huis gaan met nieuwe ideeën.”
Maar voor jou werkt dat niet meer?
“Het zou voor mij fantastisch kunnen werken, maar omdat ik alles organiseer, ben ik vooral zenuwachtig of het allemaal wel goed gaat. Ik bedenk welke teksten en welke liedjes worden voorgedragen en welke spreker er komt. Ik beleef daar dus niet een moment van bezinning. Maar het ontroert me wel dat de dienst op iedereen zoveel indruk maakt en de zaal helemaal vol zit. Er komen mensen in alle soorten en maten. Na afloop ontstaan altijd intieme gesprekken, over hoe we in het leven staan. Zaken waar je normaal gesproken gemakkelijk aan voorbij wandelt.”
In een interview zei je eens dat je je soms lichtjes een predikant voelt.
“Soms voelt het inderdaad alsof ik een missie heb om muziek en mooie dingen over te brengen. Ik geloof in het hier en nu. Het hier en nu is gewoon het enige wat voor mij bestaat en waar ik inspiratie uit haal. In het theater kun je mensen dat goed laten beleven. Ze kiezen ervoor om in een stoel te gaan zitten en zich even open te stellen voor wat er gaat komen. Ik laat ze dan graag mooie dingen zien, stel vragen over wat belangrijk zou kunnen zijn en wijs ze op nieuwe richtingen. Dat stop ik in theater, maar bij een kerkdienst gaat dat nog beter, want daar is het doel niet om te entertainen.”
Wanneer maakte jij kennis met het geloof?
“Mijn ouders hadden niets met geloof, maar met mijn oma ging ik soms mee naar de kerk, waar ik alles leuk en mooi vond. Ik was ook behoorlijk fanatiek met een psalmboekje dat ik van mijn oma kreeg, met touwtjes tussen mijn lievelingspsalmen. Toen ik een jaar of zes was zei mijn moeder dat ik misschien in God moest gaan geloven, omdat ik angstig was voor de dood en steeds vroeg wat daarna kwam. Ik nam dat erg serieus en dook in ‘Het Antwoord’. Dat was een heel groot boek voor volwassenen, met alle religies erin. Maar ik vond er geen één voor mij.”
Nu ga je eigenlijk nog hetzelfde met geloof om.
“Ik heb gewoon altijd van het leven gehouden. Vroeger vond ik het al lastig dat bij een kerkdiensthet leven hier en nu soms niet voor vol werd aangezien, dat de oplossing werd gezocht in het hiernamaals. Nu ga ik wel eens naar de Studentenekklesia van Huub Oosterhuis. Daar is een fantastisch koor met een goede dirigent en ik vind het heerlijk om een bevlogen verhaal aan te horen.
“Als ik daarna ga koffie drinken, moet de dag nog beginnen en heb ik al zoiets moois gedaan. Maar ik raak altijd de draad kwijt als het over God gaat. Of als het leven, in sommige kerken, als een minder gelukt tussenstation wordt gezien. Dan word ik soms echt een beetje boos. Daarom vroeg ik Huub Oosterhuis vorig jaar of ik in De Nieuwe Liefde eens een dienst mocht houden waarbij ik die irritatie niet hoefde te voelen.”
Zou je liever willen dat andere mensen ook niet geloven?
Fel: “Ik ga niets voor iemand anders zeggen.Dat kán ik toch niet? Als mensen mij proberen te overtuigen om iets anders te denken, vind ik dat ook heel irritant. Mijn man gelooft wel en dat botst nooit, omdat we allebei niet de behoefte hebben om elkaar te overtuigen van ons eigen gelijk.”
Hoe gaat dat met je zoon?
“Of hij gelooft? Hij is twee! We zien wel hoe dat later gaat. Zijn vader zingt heel mooie hymnen aan zijn bed en ik zing ‘slaap, kindje, slaap’. Hij moet het zelf maar zien. Het is ook maar de vraag of hij op een katholieke of op een montessorischool terecht komt. In Amsterdam moet je ingeloot worden.”
Als je nergens in gelooft, is er dan nog wel iets beter dan het ander?
“De dienst gaat over bezinning, maar ik geloof inderdaad niet dat iets echt zin heeft. Dat betekent niet dat dingen voor mij betekenisloos zijn. Ik houd ontzettend van mijn kind en mijn man en daarmee is er zin om gelukkig te zijn. Maar ik geloof niet dat we iets boven ons moeten pleasen, omdat we dan daarna beter af zijn, snap je? Ik geloof gewoon in biologie eigenlijk.
“Wij zijn hier, samen met de varkens en de kippen. Wij hebben veel verstand en nemen de wereld over, we willen er iets van maken. Dat is een eeuwig dilemma voor de mens: net iets te veel verstand om het allemaal gewoon te ondergaan. We moeten er ook iets van vinden en zijn bang dat we het kwijt raken.”
Heb je die angst nog steeds?
“Ja, elke dag. Dat is voor mij een reden om theater te maken, en dat ik me zo hecht aan hier.”
Is boeddhisme iets voor jou?
“Nee, want ik wil me niet onthechten. Boeddhisten zijn eropuit om losser van het aardse bestaan te komen, om verlicht te raken. Om alle aardse geneugten te laten. Ik zal er wel niet volwassen genoeg voor zijn, maar dat wil ik niet.”
Meer een hedonist misschien, uit op ervaring?
“Mag het ook een realist zijn, of bioloog? Ik geloof niet. Punt. Voor mij is dit nu hier. Als ik ergens voor moet gaan, is het de liefde. Die ervaar ik dagelijks, dus dat is mooi. Dat is ook waar ik in een dienst naar wil wijzen: waar liefde zit.”
En je houdt cynisme nadrukkelijk buiten de deur.
“Dat is inderdaad regel één voor gastsprekers. Natuurlijk schoppen sprekers als Raoul Heertje wel heilige huisjes omver, maar uiteindelijk moet het gaan over waar je in gelooft. Dat kán dus niet cynisch zijn. Het is belangrijk dat iedereen echt het achterste van zijn tong laat zien. Dat doe ik ook, als ik ‘het gebed’ leid.”
Wat vertel je dan bijvoorbeeld?
“Ik sta stil bij mensen die ziek zijn of die we hebben moeten achterlaten, ik lees mooie teksten en gedichten voor of ik geef een soort opdracht. Ik heb bijvoorbeeld een keer Peter Handke geciteerd met ‘Speel het spel’. Die tekst gebruik ik zelf soms als handleiding, met zinnen als: ‘Breng je werk in gevaar. Zoek de confrontatie.Houd je niet doof voor geen boom, voor geen water. Laat je ogen zien, laat anderen erin kijken.”
Foto: Patrick Post
Gepubliceerd in Trouw