Het hindoeïsme vereert tal van godinnen, maar voor vrouwen is nauwelijks plaats in de Indiase cultuur. Auteur en feministisch wereldreiziger Marnel Breure trok maanden door India om die opvallende tegenstrijdigheid te onderzoeken. ‘Ik zag een breuk tussen hemel en aarde.’
Er is iets geks aan de hand in India, vindt de feministische schrijfster Marnel Breure. De samenleving vereert vele godinnen, maar er is nauwelijks respect voor vrouwen van vlees en bloed. Valt die tegenstelling te doorbreken?, vraagt Breure zich af.
Op zoek naar het antwoord reist ze met een tas vol aantekeningenboekjes door India.Bij een groep Indiase transseksuelen, zogenoemde hijra’s, vindt schrijfster Breure eindelijk waar ze al maanden naar op zoek was: eenheid tussen het mannelijke en het vrouwelijke.
“Het leven met hen voelde als een bevrijding”, vertelt ze later. “Ik hoefde niet meer te letten op de bedekking van mijn dijen en bovenarmen. Ineens lag ik in een harem met hijra’s te knuffelen. Ik ging er helemaal in mee”.
Juist de dagelijkse tegenstelling tussen mannen en vrouwen in India trok Breure naar het hindoeïstische land. Het land met, zo wordt gezegd, 33 miljoen goden én godinnen. Breure interesseert zich vooral voor die laatsten.
“Hindoeïsme is de religie met de grootste, levende godinnentraditie”, legt ze uit. “Maar die erkenning van vrouwelijke krachten zie je nauwelijks terug in de maatschappij. Indiase vrouwen bekleden er een minderwaardige positie. Die tegenstrijdigheid tussen religie en cultuur wilde ik onderzoeken. Ik zag een breuk tussen hemel en aarde.”
Breure schreef haar bevindingen in het boek ‘Dochters van Durga’. Het boek met roze titel ligt op haar keukentafel in Amsterdam. De auteur staat voor een enorme boekenkast. In een fladderende blauwe jurk en op rieten zomerhakken beweegt ze met haar vinger langs de kaften en bladert wat boeken door. Ze wil bewijzen dat God ‘in den beginne vrouwelijk was’.
“Als je dat zegt, denken mensen altijd: ‘huh?’. Maar het staat in alle godsdienstboeken. Ik vind het echt schokkend dat dit geen algemene kennis is.” Breure is er zeker van: “Langzamerhand zijn voorstellingen van God en het goddelijke steeds mannelijker geworden. Maria had in de oude religies een godinnenpositie, maar inmiddels is ze gereduceerd tot moederfiguur”.
Het verontrust de feministische wereldreizigster. Breure studeerde vrouwenstudies en was jarenlang eindredacteur bij het feministische tijdschrift Lover. De afgelopen twintig jaar bracht ze, werkend en reizend, veel tijd in West-Afrika door. Godinnenverering bestaat daar volgens haar nog wel, maar ligt veelal bedolven onder een dikke laag christendom en islam.
Daarom vertrekt de schrijfster in 2008 naar India. Ze gaat er op zoek naar vrouwen die de breuk proberen te dichten tussen enerzijds een religie vol godinnen en anderzijds een cultuur met weinig plek voor vrouwen.
Ze heeft slechts twee adressen op zak. Het eerste is dat van een milieuactiviste, die zich inzet voor de Ganges, volgens Breure de ‘Indiase moederrivier’ maar tegelijkertijd het ‘nationale afvoerputje’. De activiste woont bij de bron van de Ganges, in de Himalaya.
Breure’s tweede bestemming ligt juist aan de monding van de rivier, in de buurt van Calcutta. Daar neemt een andere Indiase het op voor verhandelde vrouwen en prostituees.
Breure’s reis tussen de twee adressen wordt er een van zeven maanden. “Ik leefde een heel boek bij elkaar en maakte mij de verhalen eigen van allerlei eigenzinnige vrouwen. Hun verhaal is nu ook mijn verhaal.”
De positie van vrouwen in India is volgens Breure ‘minstens zo slecht’ als die in veel islamitische landen. “Meisjes zijn afhankelijk van hun vader, vrouwen moeten gehoorzamen aan hun man en weduwes steunen op hun zonen. De reputatie van een vrouw is zó verknald en eerwraak staat dagelijks in de krant”, somt ze op.
“En dat terwijl godinnen alom vereerd worden, ook door mannen. Ik ging in Varanasi naar de tempel van Durga, godin van strijd en de schoonheid en ook India’s oermoeder. Het was de dag van een belangrijke cricketmatch, tussen India en Pakistan. De tempel was propvol met mannen. Om te winnen keerden ze zich tot de godin”.
Ook in kleine altaartjes thuis vereren de Indiërs allerlei goden en godinnen. “Een mooi voorbeeld is het huis van Urwashi”, vindt Breure. Urwashi is één van de vrouwen die Breure tijdens haar reis een tijd gevolgd heeft. De grootste en mooiste kamer van haar huis heeft ze ingericht als tempel voor Durga.”Toen Urwashi nog een baby was, overleed haar moeder. Daarom betekent oermoeder Durga veel voor haar.”
“De huiskamertempel fungeert als een soort rechtbank”, gaat de schrijfster verder. “Urwashi, vroeger zelf verkracht en door haar familie verstoten, stelt haar huis open voor vrouwelijke slachtoffers van huiselijk of seksueel geweld.” Het is volgens Breure een komen en gaan van vrouwen met problemen.
In de tempel houdt Urwashi voor hen heuse ‘volkstribunalen’. Breure: “Het lijkt dan net een verjaardag. Er zijn drankjes, hapjes, en de kamer zit vol met een stuk of vijfentwintig mensen uit de gemeenschap. Ze komen allemaal luisteren naar het verhaal van de opgevangen vrouwen.
Urwashi voert altijd het hoogste woord. ‘Stop met huilen, drink je thee op, wees sterk’.” Breure kan er nóg om lachen. “Uiteindelijk geeft iedereen in de tempel zijn mening en wordt besloten hoe het verder moet.” Een voorbeeld van zo’n besluit kan Breure niet zomaar geven. Ze gooit haar handen slechts vragend in de lucht en schudt haar hoofd. “Die procedure gaat totaal anders dan wij gewend zijn.”
Tijdens haar reis bezoekt Breure nog veel andere vrouwen die volgens haar ‘buiten de lijntjes kleuren’, zoals de milieuactiviste voor de Ganges en de vrouw die prostituees en verhandelde vrouwen beschermt. “De vrouwen steken stuk voor stuk hun nek uit, maar lopen uiteindelijk toch tegen grenzen aan”, ziet Breure.
Ze krijgt het er benauwd van. Daarom voelt het contact met hijra’s aan het einde van de reis voor Breure ook als zo’n bevrijding. De grenzen tussen man en vrouw vervagen, tegen alle gebruiken in. Breure: “De Indiërs zijn dan ook doodsbang voor de transseksuelen. Hun hyperseksuele gedrag is een groot taboe. Bovendien krijgen ze magische krachten toegeschreven.”
Deze angst van de Indiërs misbruiken de hijra’s maar al te graag. Breure ervaart het zelf in een auto vol hijra’s die een tolhuis passeert. Als een beambte in uniform naar binnen kijkt, knipperen de hijra’s met hun ogen en vloeken er op los. Geschrokken stapt de beambte achteruit en laat de auto gratis voorbij rijden. “Ik kan me niet herinneren dat ik me ooit zo machtig heb gevoeld”, schrijft Breure.
Foto: Werry Crone
Gepubliceerd in Trouw