Duurzaamheid

Kringlopen sluiten #3: ‘Je gaat toch geen vitamines en mineralen verbranden?’

Gepubliceerd in Vrij Nederland en daar ook gratis te beluisteren.

Nederland wil in 2050 een circulaire economie hebben. Kan dat echt? En wat is ervoor nodig? Vrij Nederland zoekt het uit, per materiaalsoort. Deze maand: voedselresten.

In de Rotterdamse haven staan een paar houten bakken op een rij. ‘Dit is ons voedselplein,’ zegt Peter van Wingerden, een stadsboer met Gooische R. Hij opent een deksel en laat tientallen hele broden zien. Van die chique broden, met robuuste korsten. In een andere bak liggen honderden plastic zakjes spinazie die volgens de houdbaarheidsdatum nog zeker twee dagen goed zijn. Weer een andere bak zit vol met bierbostel, de drab die overblijft na het brouwen van bier.

‘Dit is supergezond voor onze koeien,’ zegt Van Wingerden. De CEO van de Floating Farm maalt in de haven wekelijks duizenden kilo’s etensresten uit Rotterdam door elkaar tot koeienvoer. De koeien zelf drijven enkele meters verderop met zijn veertigen in een stal in het water. In zijn drijvende boerderij wil Van Wingerden voedselresten zo lokaal mogelijk ‘opwaarderen’. ‘Naar eiwitten voor menselijke consumptie,’ zegt hij. De Floating Farm levert melk, karnemelk, yoghurt en kaas, bereid in de kaasmakerij op de onderste verdieping van de drijvende boerderij. ‘Onder water blijft het vanzelf koud.’

Zo probeert de Floating Farm op verschillende manieren ons voedselsysteem te verbeteren. De ketens blijven kort, door zowel de verwerking van reststromen als het maken van nieuw voedsel zo dichtbij mogelijk te houden. Van Wingerden: ‘Voedsel moet je produceren dicht bij waar mensen wonen. Dus geen broccoli of boontjes uit Kenia omdat de retailer het daar zo goedkoop inkoopt.’

Met de drijvende koeien en hun lokale voer probeert hij hier in de stad ook zoveel mogelijk mensen bewust te maken van voedselketens. ‘Maandelijks leid ik hier tientallen groepen rond. Ook kinderen. Zij moeten begrijpen dat de keten anders moet, voor hun eigen toekomst.’

Er komen ook buitenlandse groepen langs bij de Floating Farm. ‘Dit drijvende concept kun je overal kopiëren, want water is overal hetzelfde.’

Een laatste belangrijke pijler van de Floating Farm: voedselresten redden die anders grotendeels verloren zouden gaan. Van Wingerden wijst weer op de zakken spinazie en de hele broden. ‘Dit zou anders de ovens in gaan. Maar je gaat toch geen vitamines en mineralen verbranden?’

Een mooi kringloopje

Nederlandse voedselresten worden gelukkig niet standaard verbrand. De stichting Samen Tegen Voedselverspilling schat dat grofweg een kwart van al het voedsel in Nederland niet wordt opgegeten, zo’n twee miljard kilo per jaar. Via consumenten belanden voedselresten als alles goed gaat bij het gft. Daar wordt compost van gemaakt die boeren kunnen uitrijden over het land. Zo dienen voedselresten als basis voor nieuw voedsel. Dat klinkt misschien als een mooie gesloten kringloop. Toch kan die kringloop nog veel efficiënter. Efficiënter is vooral kleiner. Met mínder voedselresten die bovendien mínder ver van hun oorspronkelijke pad afwijken. Oftewel zo weinig mogelijk waarde verliezen.

Maar dat is lastig in de moderne maatschappij. Composteren is al een uitdaging. Dat kan immers alleen met schone stromen en daar mankeert het nog wel eens aan, vertelt Maurice Goudsmith. Hij is vanuit het ministerie van Economische Zaken en Klimaat verantwoordelijk voor Afvalzorg en Grondstoffenmanagement Rijksoverheid. ‘Nederlanders zijn niet heel netjes in afval scheiden,’ zegt hij. ‘En het lokaal composteren voldoet nog niet aan alle regelgeving.’

Goudsmith vertelt het tijdens een rondleiding op de Floating Farm, waar hij zijn interview met Vrij Nederland graag wilde doen. Hij neemt hier wel vaker mensen mee naartoe om ze te inspireren of samenwerkingen op te starten. Laatst liet hij er de gemeente Amsterdam zien wat hij eigenlijk ook voor ogen heeft in de hoofdstad. Goudsmith: ‘Daar zijn ze wel in geïnteresseerd. Zo’n gemeente vraagt zich ook af: waarom slepen we al die reststromen de stad uit om weet ik waar te verwerken en halen we vervolgens weer melk uit Drenthe?’

Regelgeving is een van de grootste hobbels voor het sluiten van materialenkringlopen.

Goudsmith probeert het in verschillende steden anders te doen. In Rotterdam lukt dat al met verschillende overheidsgebouwen en de Floating Farm. Alle groente-, fruit- en broodresten van de cateraar van de Belastingdienst, de Rechtbank en de Sociale Verzekeringsbank gaan met elektrische wagentjes naar de Floating Farm. De overheidsdiensten krijgen daar weer melk, yoghurt, kaas en boter voor terug. ‘Zo maken we een mooi kringloopje.’

Dat is ook nodig, want zonder zo’n kringloopconstructie is het veel lastiger om voedselresten ergens voor te gebruiken. Als een organisatie zich van voedselresten ontdoet, is het officieel afval en daar bestaan strenge regels voor. De stromen die naar de Floating Farm gaan, komen daarentegen – weliswaar in compleet nieuwe vorm – weer terug bij de overheidsdiensten. Daarom gaat het hier om ‘voortgezet gebruik’.
‘Of het een maas in de wet is, weet ik niet,’ zegt Goudsmith. ‘Maar zolang iets mijn eigendom blijft, hoort het nog bij mijn organisatie. Zo is het makkelijker om grondstoffen weer terug te brengen in de keten.’

Gekkekoeienziekte

Meer bedrijven werken met een voortgezet-gebruikconstructie. Zo voert Van Wingerden zijn koeien met gemaaid gras uit het Feyenoordstadion en krijgt het stadion daar melk voor terug. De drijvende havenkoeien krijgen ook sinaasappelschillen van de Spar, waar Floating Farm-melk in de schappen ligt.

Regelgeving is een van de grootste hobbels voor het sluiten van materialenkringlopen. Bij organische reststromen gaat dat vooral om de afvalwetgeving. Die is niet voor niets streng. In de jaren tachtig en negentig bleek de verwerking van dierlijk afval in veevoer een van de oorzaken van de gekkekoeienziekte. De Floating Farm is dan ook streng op de stromen die binnenkomen. Dat mag bijvoorbeeld niet de inhoud zijn van gewone gft-afvalbakjes uit kantoren. Er kunnen in die zakjes namelijk ook vleesresten zitten. Of bewerkt voedsel met toegevoegd zout en suiker, ook niet gezond voor koeien.

De gft-afvalzakjes uit kantoren vormen overigens ook een probleem bij de verwerking tot compost, vertelt Maurice Goudsmith. Sinds corona de bezetting van kantoren omlaag bracht, klopt de verhouding tussen bioplastic en etensresten niet meer. Er zit te veel bioplastic tussen het organisch afval, wat het composteerproces verstoort. ‘Zo’n onzuivere gft-stroom wordt dan alsnog verbrand,’ zegt Goudsmith: ‘Of er zitten mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt zakjes open te scheuren en leeg te schudden.’

De Ladder van Moerman

Voedselresten vormen een bijzondere categorie afval. Voor het sluiten van kringlopen van de meeste materialen bestaat de zogeheten R-ladder, een hiërarchische rangschikking van termen als Refuse, Reduce, Reuse en Recycle. Voor voedselresten maakte consultant Bram Moerman een speciale ladder, die ook door Wageningen University & Research wordt gebruikt. De ladder van Moerman is een omgekeerde piramide waarvan de bovenste en breedste lagen staan voor 1: Het voorkomen van voedselresten; 2: Hergebruik voor menselijke consumptie en 3: Verwerking in veevoer. Met deze drie opties zet je de grootste stappen om voedselverspilling tegen te gaan.

‘Vroeger bestelde je voor een lunch van twintig man voor de zekerheid broodjes voor vijfentwintig personen. En dan kwamen er misschien tien mensen opdagen. Dat moet anders.’

Daaronder komen de meer waardereducerende opties zoals het winnen van chemicaliën uit voedselresten, maar ook vergisten, composteren en uiteindelijk verbranden of storten. Dat laatste gebeurt nauwelijks meer in Nederland en stoot in het geval van gft veel methaan uit, een krachtig broeikasgas.

De onderste opties eindigen op de laagste rang omdat je ook op duurzamere wijze energie of compost kunt creëren, met minder waardevolle producten. Er zit immers veel zorg en energie in het maken van mensenvoedsel. Veel meer dan wat je er weer uithaalt als je het vergist, composteert of verbrandt. Gooi dus liever geen eetbare dingen in de vergister, de composteermachine of de verbrandingsoven, maar eet het op. Dat is kort samengevat de boodschap van de Ladder van Moerman.

De Rijksoverheid is ook bezig met het voorkómen van voedselresten. Binnen de eigen organisaties, bijvoorbeeld. ‘Vroeger bestelde je voor een lunch van twintig man voor de zekerheid broodjes voor vijfentwintig personen,’ zegt Goudsmith. ‘En dan kwamen er misschien tien mensen opdagen. Dat moet anders.’

Cateraars kunnen met het oog op houdbaarheid en verspilling beter pas eten gaan bereiden als de mensen er al zijn. Maar dat kost weer extra personeel en vermindert uiteindelijk ook de verkoop van broodjes, waar cateraars natuurlijk op uit zijn. Goudsmith: ‘Er is een gekke financiële prikkel, want cateraars willen zoveel mogelijk omzet.’ De Rijksoverheid monitort nu de afvalstromen en gaat in gesprek met cateraars over hoe dat beter kan.

Altijd volle schappen

Ook drijvende stadsboer Van Wingerden probeert mensen bewust te maken van de waarde van voedselresten. ‘Anders gooi je die inderdaad met hetzelfde gemak weg.’

Hij ergert zich aan de altijd volle schappen in supermarkten en hoopt dat we weer meer leren leven met seizoensproducten. ‘De consument kent het woord “op” niet. Het moet er altijd zijn. Ook al moet het met behulp van e-nummers en kleurversterkers van de andere kant van de wereld komen.’

Vooral de plotselinge overschotten van één specifiek product, zoals honderden zakjes spinazie, zijn maar moeilijk in maaltijden te verwerken.

Van Wingerden weet om hoeveel verspild voedsel het gaat. De bakken op zijn voedselplein worden voor een deel gevuld met eten van de voedselbank. Van Wingerden: ‘Supermarkten kopen per definitie te veel in en hebben dus per definitie een overschot. Dat gaat naar de voedselbanken. Daar komen zulke grote hoeveelheden binnen, dat die het weer aan ons geven.’

Vooral de plotselinge overschotten van één specifiek product, zoals honderden zakjes spinazie, zijn maar moeilijk in maaltijden te verwerken.

Die stromen zijn trouwens ook niet meteen geschikt als veevoer. Bij de Floating Farm werken zo’n veertig vrijwilligers mee om de geleverde voedselresten klaar te maken voor de koeien. Het plastic van al de spinaziezakjes moet bijvoorbeeld eerst worden verwijderd. ‘Die reststroom afvoeren kost ons ook weer geld,’ zegt Van Wingerden. Maurice Goudsmith veert op. ‘Daar kunnen we misschien wel bij helpen,’ zegt hij. Door zo’n afvalstroom voor zijn rekening te nemen, neemt hij graag belemmeringen weg voor ondernemers zoals Van Wingerden.

Kleinschalig en lokaal

Niet iedereen is overigens zo enthousiast over de Floating Farm. De Rotterdamse Partij van de Dieren wil zo snel mogelijk af van de drijvende koeien, zeker nadat er een keer een koe in het water viel. Van Wingerden verzekert dat zijn koeien het prima naar hun zin hebben, met een vrije uitloop naar een grasveld buiten. Vlak naast de stal laat hij trots zien hoe de koeienmest wordt samengeperst tot biologische mestkorrels voor stadsparken en tuinen. De urine van de koeien wordt schoon water, met behulp van kennis van de TU Delft. De mestresten laat Van Wingerden broeien rondom een waterleiding die vervolgens het gebouw verwarmt.

Het verwarmde water loopt ook naar een ander experiment: een waterfilter dat met behulp van warmteverschil het Rotterdamse havenwater drinkbaar maakt. Een verdieping lager test Van Wingerden naast zijn kaasmakerij een verticale groenten- en kruidenboerderij. Ook hierbij zorgt het omringende water voor gratis koeling, een belangrijke energieslurper bij vertical farming.

Met al die innovaties wil Van Wingerden de voedselketen weer kleinschalig en lokaal maken, in tegenstelling tot de tegenwoordig dominante opgeschaalde economie. Van Wingerden: ‘Als je alles op grote schaal doet, moet dat ver weg van de stad. Dan ben je weer afhankelijk van logistiek. Doe het liever ín de stad. Én transparant, zodat mensen zien waar hun eten vandaan komt en wat er met hun afval gebeurt.’

Goudsmith omarmt dit soort circulaire innovaties. Hij probeert er vanuit de overheid in te investeren, ook al is dat lastig met gemeenschapsgeld. ‘Als er iets fout gaat, moet je dat aan het ministerie uitleggen. Maar als de overheid alleen meedoet als alles uitgekauwd is en risico’s uitgesloten zijn, mis je echt de boot.’

Afval is gevaarlijk

Ondertussen liegen de ambities van de overheid er niet om. In 2050 moet Nederland volledig circulair en dus afvalvrij zijn.

Ook in andere steden port Maurice Goudsmith de circulariteit dus alvast verder op. In Utrecht en Den Haag werkt hij met de Sociale Verzekeringsbank en diverse ministeries samen met De Clique, een bedrijf dat voedselresten weet op te waarderen zónder vee. De Clique haalt verschillende gescheiden gft-stromen op bij zo’n honderd horecagelegenheden en bedrijfskantines. Daarvoor gebruiken ze allerlei aparte bakjes voor koffiedik, gemberstronken en oud brood. De Clique brengt dat – ook met elektrische wagentjes – naar verschillende verwerkers in de buurt. Die maken er oesterzwammen en vervolgens weer bitterballen van. Of nieuw brood en vervolgens weer tosti’s. Of gembersiroop. Dat gaat weer terug naar de horeca en bedrijfskantines.

De grootste binnenkomende stroom bestaat uit snijresten, waar De Clique compost van maakt. De thee en hop die daarop groeit, gaat weer terug naar de bedrijfskantines of naar bierbrouwerijen die weer bierbostel terugleveren als basis voor allerlei gebak.
Ook hier gebeurt het allemaal in relatief kleine hoeveelheden, want De Clique moet juridisch nog allerlei hobbels over. Oprichter Anja Cheriakova vertelt het zuchtend: ‘Om een pilot op te schalen, moet je eerst alles wat je doet testen en bewijzen. Dat duurt járen.’

Ze vindt het onnodig ingewikkeld dat ondernemers als zij zich moeten houden aan de strikte afvalwet, hoewel de Voedsel- en Warenautoriteit vervolgens óók nog streng toezicht houdt. Dat komt volgens Cheriakova voort uit het grootschalige denken van gecentraliseerde afvaldiensten. ‘We zijn gewend alles in containers bij elkaar te gooien. Maar als je alles al in de keuken scheidt, is er veel minder gevaar.’

De Clique kreeg laatst bezoek van de Utrechtse wethouder Susanne Schilderman, met circulariteit in haar portefeuille. Zij ondersteunt graag bedrijven als De Clique, ook al is dat niet zo eenvoudig als het klinkt. Schilderman: ‘Er is natuurlijk allerlei regelgeving over eventuele overlast van stank, lawaai of bodemverontreiniging. En voor een vergunning moeten we ook kijken naar de ruimtelijke inpassing in de stad, met wagens die af- en aanrijden.’

Net als Cheriakova vindt Schilderman dat de afvalwetgeving aan herziening toe is. ‘Het is wel heel beperkt en rigide om alles dat wordt weggegooid meteen te bestempelen als afval en potentieel gevaarlijk. Er valt met ondernemers goed afspraken te maken over wat er bijvoorbeeld wel en niet in bepaalde stromen zit.’

Quick-win

Verspilling van voedsel tegengaan kan ook heel anders. De relatief kleine en haast romantisch aandoende kringlopen van De Clique en de Floating Farm worden gevoed met reststromen. Daar is niet iedereen even blij mee.

‘Naar mijn mening moet je koeien niet voeren met eten dat mensen ook kunnen eten. Daar zit een inefficiëntie in.’

Ook Toine Timmermans, sinds 2019 directeur van de stichting Samen Tegen Voedselverspilling, plaatst kanttekeningen bij deze ontwikkelingen. Timmermans zet zich al twintig jaar in tegen voedselverspilling, de eerste vijftien jaar vanuit Wageningen University & Research, waar hij nog altijd werkt als programmamanager duurzame voedselketens. De stichting Samen Tegen Voedselverspilling richt alle pijlen op het voorkómen van reststromen. Een reststroom nemen als startpunt van een businessmodel vindt Timmermans daarom zelden een goed idee.

Van het lijntje tussen voedselbank en Floating Farm is hij bijvoorbeeld niet erg gecharmeerd. ‘Naar mijn mening moet je koeien niet voeren met eten dat mensen ook kunnen eten. Daar zit een inefficiëntie in: je moet er veel meer instoppen dan eruit komt. Traditioneel gezien zijn koeien juist heel geschikt voor het omzetten van voor ons totaal oneetbare dingen in nutriënten die waardevol zijn voor mensen.’

Voor bewustwording vindt Timmermans initiatieven als de Floating Farm wel belangrijk. Maar zo verander je niet het grote systeem, waar hij juist op uit is. Timmermans ziet dat vaker gebeuren bij nieuwe initiatieven die voedselresten verwerken. ‘Mensen denken vaak dat ze goed bezig zijn als ze het een stapje beter doen,’ zegt hij. ‘Maar dan blijf je hangen op een social innovator-niveau – “we zijn bezig iets maatschappelijks goeds te doen”. Dan word je nooit groot.’

Timmermans is eigenlijk pas geïnteresseerd als een organisatie zo’n een of twee miljoen kilo voedselresten per jaar weet te verwerken. ‘Dan raak je ook bestaande partijen en word je een interessante oplossing voor het grote vraagstuk. Kan dat misschien ook een of twee miljoen ton worden?’

Bij de stichting Samen Tegen Voedselverspilling, die wordt gesteund door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, zijn inmiddels 110 partijen aangesloten. Dat zijn vooral bedrijven, waaronder zo’n 85 procent van de supermarkten. Om zich aan te kunnen sluiten, moeten zij transparant zijn over de stromen die bij hen in- en uitgaan en krijgen ze ook advies om die te verkleinen. Dat levert vaak al veel op. ‘Als wij bij bedrijven komen, zeggen ze heel vaak dat ze nauwelijks verspilling hebben. Als wij de stromen dan in kaart brengen, schrikken ze zich regelmatig suf.’

De consument verspilt inmiddels al 30 procent minder dan in 2010, monitorde het Voedingscentrum.

De twee miljard kilo voedsel die volgens de stichting jaarlijks wordt weggegooid in Nederland, verdwijnt over de hele keten. Consumenten verspillen waarschijnlijk het meest, maar ook boeren, winkels en restaurants doen mee. Het goede nieuws, volgens Timmermans: er is al snel 30 procent quick-win te behalen in al die verschillende schakels. ‘Verspilling komt vaak voort uit de angst voor te weinig en de angst om omzet te missen. Supermarkten willen bijvoorbeeld volle schappen zodat de consument niet overstapt naar een concurrent. Boeren willen veel aanbod hebben, want als de markt ineens goed is, bepaalt dat hun omzet.’

Kernvragen

De consument verspilt inmiddels al 30 procent minder dan in 2010, monitorde het Voedingscentrum, dat hier met overheidsgeld campagne over voert onder de vlag van de stichting Samen Tegen Voedselverspilling. En ook bedrijven zijn ermee bezig. Bij veel voedselproducenten en -verkopers valt heel wat verspilling te voorkomen. Planken vol onverkochte potjes en zakjes met een verstreken houdbaarheidsdatum gaan regelrecht naar veevoer of zelfs de vergister. Timmermans: ‘Plastic verpakkingen kunnen machinaal worden verwijderd, dus dat voedsel gaat vaak makkelijk naar veevoer. Maar glas levert te veel risico op splinters, dus dat gaat allemaal de vergister in.’

Dat dat voorkomen kan worden, bewijst Unilever. Het is een voorbeeld waar Timmermans erg enthousiast van wordt. ‘Unilever Nederland besloot een paar jaar geleden dat het afgelopen moest zijn met de verspilling. Ze hebben daar actie op gevoerd en het werkt fantastisch. Bijna al hun voedselproducten worden nu verkocht of gedoneerd. Ze hebben dat echt volgens het boekje gedaan.’

Unilever levert jaarlijks ruim een miljoen producten aan de voedselbank en werkt ook met de app Too good to go, waar consumenten tegen een lage prijs pakketten onverkocht voedsel kunnen kopen.

Unilever rapporteert erover en laat zo ook andere bedrijven zien dat het financieel aantrekkelijk is om niet te veel voedsel te verspillen.

Dat wist Toine Timmermans natuurlijk al lang. Hij vertelde bedrijven al jaren geleden dat ze miljoenen konden besparen als ze hun organisatie anders inrichtten, maar zij gingen er vaak toch niet mee aan de slag. ‘Dat is voor mij een grote les geweest in de twintig jaar dat ik hier nu mee bezig ben,’ lacht Timmermans. ‘Financieel voordeel alleen is niet genoeg reden voor bedrijven om hun processen te veranderen.’

Inmiddels is dat anders. De eerste omslag kwam in 2009, toen de grondstofprijzen door de crisis begonnen te stijgen. Daarbovenop kwam ook steeds meer maatschappelijke druk en wetgeving die bedrijven verantwoordelijk houdt voor de uitstoot in de hele keten van hun product. Timmermans: ‘Veel grote bedrijven hebben nu in hun strategische doelen opgenomen dat ze beter willen omgaan met grondstoffen en met het verminderen van verspilling. Daar begint het eigenlijk mee.’

Voedselverspilling staat ook politiek hoog op de agenda. Timmermans was de afgelopen maanden bij een EU-burgerberaad, waarin honderdvijftig willekeurig gekozen burgers zich over precies dit dilemma bogen. Timmermans: ‘Verrassend om te zien dat honderdvijftig willekeurige burgers tot kernvragen komen die professionals eigenlijk al niet meer stellen, zoals: hoe werkt lobby?’

Reststromen

Een belangrijk verbeterpunt in het systeem vindt hij de houdbaarheidsdata op verpakkingen. ‘Het is toch gek dat overal een datum op geprint staat, ongeacht of het in de koeling wordt bewaard of niet?’

Timmermans is al jaren bezig met houdbaarheidsstripjes op verpakkingen, die verkleuren als de inhoud niet meer goed is. ‘De strips zijn relatief simpel en analoog. Maar we krijgen maar langzaam toestemming van de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Onze eigen Warenwet schrijft in principe voor dat er een geprinte datum op moet staan.’

De stichting Samen Tegen Voedselverspilling onderscheidt vermijdbare en onvermijdbare reststromen. Daarin gelden veel voedselresten als potentieel vermijdbaar. ‘Ook zoiets als aardappelschillen,’ zegt Timmermans. ‘Elders in de wereld wordt dat gewoon in het eten verwerkt.’

‘Een vergister haalt uit voedselresten grondstoffen én energie. Maar met die energie haal je ook de koolstoffen eruit en draag je dus bij aan klimaatverandering.’

Voorbeelden van onvermijdbare reststromen uit het bereiden van voedsel zijn botten, appelklokhuizen of bierbostel, het restproduct uit bierbrouwerijen. Wat er gebeurt met dit soort stromen verschuift met de tijd. Waar Timmermans zich nu zorgen over maakt, is de opkomst van vergistingsinstallaties, waarin voedselresten worden gebruikt voor het opwekken van energie. ‘Dat lijkt nu slim, omdat de energieprijzen hoog zijn. Maar er gaat veel meer energie naar het maken van voedsel. Veel overheden stimuleren nu dit soort “oplossingen”. Maar dat moet echt ophouden.’

Alleen onvermijdbare stromen moet je volgens Timmermans composteren of vergisten. Wat daarvan precies de betere optie is, daarover verschillen de meningen. ‘Een vergister haalt uit voedselresten grondstoffen én energie. Maar met die energie haal je ook de koolstoffen eruit en draag je dus bij aan klimaatverandering. Composteren wordt daarom als steeds waardevoller gezien, ook omdat het betere compost en dus bodemverbetering oplevert.’

Een positievere verschuiving in de omgang met gft-stromen vindt Timmermans de verwerking van bierbostel tot gebak of andere menselijke consumptie. ‘Sinds de Middeleeuwen geldt bierbostel als voer voor koeien en soms varkens. Er zit nu een beweging in om het op grote schaal geschikt te maken voor menselijke consumptie. Dat lijkt me echt een nuttige toevoeging aan het systeem.’

Sinaasappelschillen

Minder nuttig vindt hij de recycling van retourbrood. Verschillende bedrijfjes ontwikkelden manieren om onverkocht brood te verwerken in nieuw brood door het te versuikeren of te fermenteren. Timmermans: ‘Je gaat dan weer allerlei ingrediënten toevoegen en een hele logistiek organiseren. Maar het systeem verander je er niet mee. We bakken elke dag zevenhonderdduizend broden te veel in Nederland. De helft gooit de consument weg en de andere helft komt vooral van supermarkten die bang zijn om klanten te verliezen door lege schappen. Die laatste stroom gaat naar veevoer. Het moet normaal worden dat we zeggen: wacht even, dat brood had niet in de schappen moeten liggen.’

Een moderne uitkomst voor dit probleem zijn online supermarkten. Timmermans: ‘Met minstens zes uur tussen bestelling en bezorging kunnen bakkers precies genoeg brood bakken. En de schappen hoeven ook niet vol, want die bekijkt de klant toch digitaal.’
Tot zijn genoegen ziet hij inmiddels ook veel supermarkten ‘brood van gisteren’ aanbieden.

Een ander bekend voorbeeld van een vermijdbare reststroom vindt Timmermans de relatief nieuwe stroom sinaasappelschillen uit supermarkten. Het is geen gewilde afvalstroom, want de zure schillen mogen niet te veel naar veevoer en ze verbranden en vergisten ook niet goed. Het bedrijf PeelPioneers haalt de schillen nu bij supermarkten op en mag ze – ondanks de strenge afvalwet, die composteren in principe verplicht – direct verwerken tot etherische oliën en vezels om te gebruiken in allerlei voedselproducten.

‘PeelPioneers is een fantastisch bedrijf,’ zegt Timmermans. ‘Maar hoe komen we aan het probleem van sinaasappelschillen van supermarkten? Dat is omdat alle supermarkten een eigen persmachine willen, voor een “maximaal versgevoel”. Dat is doorgeslagen marketing. Sinaasappelsap dat de supermarkt al in flesjes heeft staan is kwalitatief beter en langer houdbaar.’

PeelPioneers kan wat hem betreft beter alleen werken met professionele persers, wat ze overigens ook al doen. Wrang genoeg deels dankzij het geld dat ze krijgen van supermarkten die zich geen raad weten met hun zelfgecreëerde afvalprobleem. Timmermans: ‘Ik zeg het ook altijd tegen supermarkten. Haal die persmachines weg en je probleem is morgen opgelost.’

Dit artikel is gepubliceerd in Vrij Nederland en is daar ook gratis te beluisteren.

Fotografie Stan Heerkens