Ondernemers

Heeft circulaire productie in Nederland wel toekomst?

Gepubliceerd in het FD.

Een kleine CO2-voetafdruk, innovatie in eigen hand en een aansprekend verhaal. Circulaire productie op eigen bodem is een goede zaak, maar makkelijk is het niet altijd. ‘Vind hier maar eens een producent die 100% voor recycling gaat.’

Circulair fabriceren lijkt voor de meeste bedrijven in Nederland niet echt handig te zijn. In de eerste plaats omdat nieuwe grondstoffen vooralsnog goedkoper zijn dan gerecycled materiaal. Arbeidsuren uitbetalen in Azië scheelt ook bakken met geld, nog afgezien van eindeloze regelgeving hier. En toch zijn er Nederlandse bedrijven die het doen: ze maken producten van gerecycled materiaal en doen dat binnen de landsgrenzen. Zo rollen er circulair geproduceerde etherische oliën, meubels en akoestische wandpanelen van de Nederlandse band. Waarom zouden ze? Zit er wel toekomst in die sector?

‘De interesse in duurzaam en lokaal is natuurlijk enorm toegenomen’, zegt Janwillem de Kam, directeur van meubelfabriek Vepa. Hij heeft eigenlijk zelf nog maar relatief kort die interesse. Tot 2008 was hij nauwelijks met duurzaamheid bezig. Vepa maakte al sinds de jaren vijftig meubelen in Nederland. De Kam keek wel vreemd op toen in 2008 concurrenten begonnen over het verplaatsen van de productie naar China. Dat was voor Vepa geen optie. ‘Als familiebedrijf met honderd man in dienst ga je niet ineens zeggen dat je het zonder hen gaat proberen.’ Vepa werkt bovendien graag flexibel. ‘Met klantspecifieke oplossingen’, zegt De Kam. ‘Als je dat in lagelonenlanden wil proberen: veel sterkte.’

Vepa besloot daarop door te gaan in de duurzame richting. Duurzaamheid past nou eenmaal goed bij houtenmeubelproductie in Nederland. Het bedrijf verdiepte zich in het onderwerp met hulp van studenten van TU Delft en interesseerde ook klanten in duurzamere producten. In opdracht van een grote afvalverwerker maakte Vepa een stoelzitting van petflessen. Het was even passen en meten met de persmallen, die normaal voor hout werden gebruikt, maar het lukte. ‘Sinds 2016 is dat de meest succesvolle stoelencollectie die wij hebben’, zegt De Kam. ‘Het is ook een verhaal dat mensen snappen en leuk vinden.’

In samenwerking met ontwikkelaar van duurzame materialen Plantics volgde vorig jaar een stoel van hennep en hars waarvan de kuip volledig biologisch, plantaardig en recyclebaar is. Inmiddels is Vepa aan een nieuw project bezig, om met afvalstoffen uit operatiekamers (‘Daar komt veel polypropyleen vandaan’) meubilair te maken voor onder meer ziekenhuizen. De Kam en zijn collega’s gaan trouwens niet in op alle ideeën van potentiële klanten. Ooit vroeg een dierentuinmedewerker of er niet iets te maken viel van nijlpaardenpoep. Toen er in de proeffase twee emmers natte stront werden geleverd, zag Vepa ervan af. ‘We dachten dat we de vezels ervan zouden krijgen’, lacht De Kam. ‘Dit ging ons echt te ver.’ Vepa verzorgde ook de herinrichting van kantoren van Royal Hasskoning-DHV, KLM en Nationale-Nederlanden, waarbij het oude interieur de grondstof vormde voor een nieuwe inrichting. Stoelen kregen een andere zitting en kleur bijvoorbeeld. ‘Dat had natuurlijk nooit gekund met een fabriek in China’, zegt De Kam. Het vinden van meubelstoffeerders in Nederland is soms nog wel een opgave. ‘Daar worden er minder van opgeleid nu alles naar lagelonenlanden is verplaatst.’ Bij Vepa werken inmiddels mannen uit Syrië, die het stoffeerdersvak al verstonden en met een gemeentelijk subsidiepotje ’s ochtends taalles kregen op de werkvloer. De Kam: ‘We zijn geen barmhartige samaritanen, we zochten gewoon mensen.’

Grotere volumes

Sociale werkplekken kunnen juist ook een reden zijn om een circulair productiebedrijf te beginnen. Zo startte I-did, in 2009, om langdurig werklozen aan het werk te helpen. Zij maken vilten interieurs, tassen en accessoires van afgeschreven kleding. I-did werkt vooral voor grote bedrijven als KLM, ABN Amro en de Efteling. Hun bedrijfskleding wordt verwerkt in relatiegeschenken of akoestische vilten panelen voor op de muur, in de bekende kleuren van het bedrijf. Tassen in de kleuren van de stewardessenpakken doen het ook goed bij consumenten, in de webwinkel van I-did. ‘Dat spreekt heel erg tot de verbeelding’, zegt marketeer Kristian Mussche van I-did.

Het maakwerk vindt plaats in het sociale atelier, waar zestig mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt de kans krijgen om te werken. I-did krijgt steun van Ikea. Het Zweedse warenhuis neemt producten af en financierde de nieuwe fabriek waarmee I-did sinds kort zelf kleding kan omzetten in bruikbare vezels en vilt. Dat gebeurde tot voor kort bij externe bedrijven in Nederland en Duitsland, die alleen grote volumes wilden verwerken. In de eigen fabriek kunnen straks ook bedrijven met kleinere volumes terecht. Uiteindelijk moeten de producten weer kunnen worden ingeleverd, voor een volledig circulair productieproces. ‘We worden in de fabriek nu nog ondersteund door professionals’, zegt Mussche. ‘Maar we hebben straks twaalf werkplekken voor langdurig werklozen.’

Als het allemaal loopt, wil I-did van de fabriek een franchisemodel maken. ‘Met alle blauwdrukken en handleidingen voor de fabriek en het sociale gedeelte’, zegt Mussche. ‘Zodat je dit concept wereldwijd kunt inzetten om sociale en duurzame impact te maken.’ Met subsidie van de Kennis en Innovatieagenda voor de Circulaire Economie probeert I-did nu een gerecycled materiaal te maken voor de modesector. Concurreren met lagelonenlanden is in deze branche nog lastig. Mussche: ‘De arbeidskosten liggen in Bangladesh vele malen lager. En de wet- en regelgeving is er minimaal. Brandveiligheidsprotocollen en certificering bestaan in dat soort landen nauwelijks. En de controle en handhaving zijn beperkt.’ Mussche denkt wel dat consumenten zich steeds meer bewust zijn van waar iets wordt geproduceerd en onder welke omstandigheden.

Dat geldt ook voor bedrijven, blijkt uit het klantenbestand van circulaire producenten in Nederland. Grote kantoren willen niet alleen hun vloeren circulair inrichten, maar ook hun afval nuttig inzetten. Dat merkt Anja Cheriakova, oprichter van De Clique. Haar bedrijf haalt organische reststromen op bij bedrijfskantines en horeca om er nieuwe producten van te laten maken. Zo worden etensresten, koffiedik, sinaasappelschillen en oud brood ingeleverd bij verschillende producenten, die vervolgens nieuwe producten met korting terugleveren aan de bedrijven zelf. Snij- en etensresten worden compost en binnenkort wordt oud brood via een fermentatieproces omgezet in bakpoeder, waar bakkers weer nieuw brood van kunnen maken. Hetzelfde geldt voor koffiedik, waarop De Clique in samenwerking met Rotterzwam oesterzwammen kweekt. De Clique onderzoekt nog hoe gemberresten de basis kunnen vormen voor nieuwe concentraten voor bijvoorbeeld limonade. In Utrecht telt het bedrijf 185 klanten, waaronder zieken- en verzorgingshuizen, Rabobank en UWV. ‘Utrecht is de fase van proefstad voorbij. We breiden nu uit naar andere steden, zoals Rotterdam en Den Haag.’

Verwerkers kloppen vaak zelf aan bij De Clique omdat ook zij graag duurzamer willen werken. Cheriakova zoekt zoveel mogelijk lokale partners om aan te sluiten op haar netwerk. Maar soms zijn het regionale of landelijke spelers, zoals Peelpioneers, dat etherische oliën maakt van sinaasappelschillen.

Volgens Cheriakova zet hergebruik van organische stromen veel zoden aan de dijk, doordat die in steden zo’n 70% van het afval uitmaken. ‘We consumeren nou eenmaal veel en gooien veel weg’, constateert ze. Met bedrijfsafval aan de slag gaan was vooral een praktische keuze. Ze begon jaren geleden met het ophalen van luiers bij huishoudens, maar daar stak een gemeente destijds een stokje voor. ‘Zij vreesden een afvalstroom mis te lopen die ze al in contracten hadden toegezegd aan verwerkers’, zegt Cheriakova. ‘Dat opende mijn ogen voor het vastzittend systeem rondom reststromen.’ De Clique richt zich sindsdien op resten uit bedrijven, volgens Cheriakova zo’n 50% van al het stedelijke afval. ‘Daar heb je tenminste geen gemeentelijk monopolie.’

Nergens voor nodig

Cheriakova kende de wereld van circulaire productie al goed, want ze maakte eerder de Binbang, een afvalbak voor huishoudens die acht verschillende stromen scheidt. De Binbang wordt in Nederland gemaakt, van 100% gerecycled plastic. Dat laatste is echter niet zo makkelijk als het lijkt. Cheriakova: ‘Het is echt lastig om een producent te vinden die 100% voor recycling gaat. Nieuwe grondstoffen zijn in overmaat aanwezig en dus goedkoop. Schone gerecyclede materialen zijn nog maar heel beperkt voorhanden. Dan gaan mensen al snel sjoemelen.’

Volgens Cheriakova kan de overheid helpen met harde maatregelen tegen verpakkingen en met verplicht recyclen. Dat kan ook met belastingen, vindt zij. ‘Er ging veel subsidiegeld naar de productiemarkt. Het is logisch dat er nu belastinggelden worden uitgegeven om die markt in de duurzame richting te duwen.’ Tot die tijd blijft het volgens haar vaak bij verhalen over circulaire of in Nederland uitgevoerde productie. Cheriakova: ‘Als je die claims nagaat, blijken ze heel vaak niet waar te zijn.’

Ook De Kam ziet valse claims. Hij wordt een beetje moe van concurrenten die hun spullen laten stofferen in lagelonenlanden. ‘Moet je echt heen en weer naar Hongarije? Voor €2?’ Maar Vepa zelf doet ook nog niet alles helemaal circulair of in eigen land. Dat blijkt moeilijk. De Kam dacht bijvoorbeeld eens een stof uit Denemarken te gebruiken, die uiteindelijk in China gefabriceerd bleek te zijn. ‘De volgende keer gaat die stof er gewoon uit, want dat is natuurlijk nergens voor nodig.’

Over de invloed van de landelijke overheid is hij optimistischer, zoals over de circulaire aanbestedingen van onder meer kantoormeubilair. ‘Daarmee hebben ze de lat echt hoog gelegd.’ Toen de rijksoverheid daarmee in 2016 begon, mopperden De Kam en zijn collega’s er nog flink over. ‘Moesten we ineens voor elk product 1200 velden invullen over hoe duurzaam en circulair het was.’ Maar inmiddels is hij blij ermee. ‘Het ministerie van Defensie eist nu dat we een substantieel percentage gebruikt meubilair leveren. Dat is gewoon uitdagend.’