Drie Nederlandse toeristen kijken verschrikt om in een van de zanderige straatjes van Tolú, Colombia. Ze zijn net dansend teruggekomen van een avondje dorpsdisco en staan al voor de deur van hun hostel. Daar valt hun vrolijke avond alsnog in duigen. Een plotseling opgedoemde man trekt hen agressief een tas uit handen.
“Drie tegen één. Al zo dichtbij huis. En dan ook nog in zo’n rustig dorpje”, roepen de toeristen ontzet. Maar de bazin van het hostel begint de boel meteen te bagatelliseren. “Ik ben zelf al duizend keer overvallen. Dit gebeurt nou eenmaal in Colombia”, zegt ze fel. Aan waarschuwingsbordjes gaat ze niet beginnen. Zo zou ze de Westerlingen nog wegjagen.
De toerismebranche is nog jong in Colombia. Enkele jaren geleden raadden overheden hun burgers een bezoek aan het door drugskartels geteisterde land nog sterk af. Maar nu de meeste kartels uiteen zijn gevallen en de guerrillabewegingen zich relatief koest houden, is de reputatie van het Zuid-Amerikaanse land aan het omslaan. Vooral backpackers lijken de onrust die er zo recentelijk nog heerste, soms al compleet te zijn vergeten.
Enthousiast vertellen de reizigers elkaar over dit ‘leukste land van Zuid-Amerika’. Waar de maagdelijke landschappen nog te ontdekken zijn. Waar de taxi’s nog geen torenhoge prijzen vragen. En waar de bevolking graag haar best doet in het Engels.
Oud-president Uribe en zijn opvolger Santos kunnen wat betreft toerisme tevreden achterover leunen. Ze hebben de sneeuwbal aan het rollen gekregen. In 2009 kwamen er al 1,35 miljoen buitenlandse reizigers naar Colombia. In 2011 waren dat er zelfs 1,58 miljoen. Dit is vergelijkbaar met Roemenië (1,52 miljoen) en IJsland (1,42 miljoen).
Het is niet vanzelf gegaan. De veiligheid in het land moest flink worden verbeterd. President Uribe verdubbelde vanaf 2002 in zijn eerste termijn de defensie-uitgaven en zette 25 procent meer politie en militairen in.
Pas toen kon een campagne worden opgezet om de internationale positie van Colombia te verbeteren. “Colombia, het risico is dat je er wilt blijven”, luidde de leus en ook nu nog de eerste zin die net gelande toeristen op grote billboards welkom heet.
De gestimuleerde toerismebranche groeide en het land werd veiliger. Zo boekte Uribe veel successen tegenover de guerrillabewegingen en daalde het aantal ontvoeringen al in 2006 tot 43 procent.Oud-minister van defensie Santos zet dit beleid als huidige president voort.
“Vroeger keek je altijd angstig om je heen. Je wist nooit wie er naast je stond”, vertelt Jaire Portillo, hostelbaas in het kuststadje Santa Marta. “Maar dat is veranderd. Het land begint weer te leven.”
Portillo, met een dikke buik en een af en toe naar buiten glippend tongetje, noemt zichzelf ‘de pionier van het Colombiaanse toerisme’. Al in 1977 opende hij een hostel voor buitenlandse toeristen. Hij zag zijn klantengroep uitdijen, verjongen, en uit hun schulp kruipen. “Ze kwamen eerst niet buiten de deur van het hostel. Het was te eng op straat. We moesten ze met de auto naar de nationale parken brengen.”
Inmiddels slenteren de blanke toeristen argeloos over de boulevard van Santa Marta. Ze zijn volgens Portillo veranderd van gepensioneerden of rijke bazen, in jongeren uit de Verenigde Staten, Europa en Latijns-Amerika. Colombia zien ze als een doodnormale reisbestemming. “Laatst was hier een Argentijnse muzikant”, vertelt Portillo met grote ogen. “Die had in zijn land in de metro zo’n grote reclame over Colombia zien hangen!”
De internationale reputatiewisseling van Colombia voltrekt zich snel. Volgens Portillo beginnen Colombiaanse families zelf pas net weer voorzichtig met reizen. Ze weten dat ze daarbij goed op hun spullen moeten letten. “Geen papaya’s uitdelen”, waarschuwen ze elkaar steeds met dezelfde uitdrukking. Want wie met zijn bezittingen buiten zijn tas loopt, kan ervan uitgaan dat die worden gestolen.
Het roerige verleden van Colombia heeft het volk wantrouwend gemaakt tegenover haar eigen landgenoten. Mensen zeggen openlijk dat ze liever buitenlanders in hun huis laten dan vreemde Colombianen. Ook Portillo is er duidelijk over. Zijn hosteldeur blijft voor zijn eigen volk zoveel mogelijk gesloten. “Daar krijg je altijd problemen van.”
Maar die diepgewortelde oplettendheid ontbeert de nietsvermoedende toerist. Colombia is gewoon het zoveelste land voor de backpackers die Zuid-Amerika ‘doen’. In het thuisland en op internet nemen de positieve verhalen over Colombia bovendien de overhand. Avontuurlijke reizigers vertellen elkaar maar al te graag dat het land niet meer zo is als vroeger en dat het volk zo aardig is.
Toeristen zijn daarom niet altijd even goed voorbereid. Velen lopen nietsvermoedend met camera’s in hun hand of nemen ’s avonds een tas mee de straat op. Ook op andere gebieden schatten zij het land verkeerd in. Een 27-jarige vrouw die een soloreis gepland heeft, zoekt in verschillende steden tevergeefs naar de backpackers-scene. Twee Zwitserse reisvrienden hebben een beetje spijt dat ze zo impulsief voor Colombia kozen. “We hadden niet verwacht dat hier zo weinig mensen Engels spreken.”
Andersom weten de Colombianen zich soms ook geen raad met de toeristen. De hostelbazin in Tolú worstelt nog met de vraag of ze haar gasten moet waarschuwen voor de regelmatige overvallen in het dorp. Een leraar Spaans bereidt zijn cursisten erop voor dat de meeste bewoners van Medellín liever niet praten over wijlen drugsbaron Pablo Escobar die de stad tot twintig jaar terug in zijn greep hield.
Maar Colombia begint aan het toerisme te wennen. “Vroeger moesten Colombianen niets van buitenlanders hebben”, vertelt Jairo. “Ze werden gezien als vies, ziek en drugsverslaafd. Inmiddels weten ze dat er ook geld aan valt te verdienen.” De populaire stranden en drukbezochte steden bieden inderdaad al Coco Loco’s, zonnebrillen en Italiaanse spaghetti aan.
In de meeste plaatsen is echter nog weinig backpacker-eten te vinden. Ook de luxe busmaatschappijen van de buurlanden moet de doorreizende toerist achter zich laten. In Colombia ben je nog aangewezen op smakeloze arepa’s, vette empanadas en voertuigen zonder vering. Zo waan je je er dikwijls de eerste toerist. Maar schijn bedriegt. Buitenlanders dringen vaak nog verder door in Colombia dan de landbewoners zelf.
Een voorbeeld is de recentelijk opgegraven junglestad Ciudad Perdida, anders dan het Peruaanse Machu Pichu nog enkel per meerdaagse voettocht te bereiken. De meeste wandelaars zijn blank, sommigen komen uit andere Zuid-Amerikaanse landen. Maar Colombianen zijn er nauwelijks. Ze laten het wel uit hun hoofd.
Tien jaar geleden werden hier nog toeristen door het Nationale Bevrijdingsleger (ELN) ontvoerd. Ook dit herinneren de Colombianen zich beter dan de buitenlanders. “Slechts vijf procent van de deelnemers aan deze tour komt uit Colombia”, vertelt Portillo. “Ze vinden het te eng.”
Voor buitenlanders geldt dat niet. Zij vrágen volgens Portillo niet eens naar de gevaren. De campagne van Uribe over ‘het enige risico van Colombia’ lijkt zijn werk te hebben gedaan. Portillo merkt het elke dag weer: “De buitenlanders zijn nooit bang.”
Gepubliceerd op VersPers