Gepubliceerd in Trouw.
De 85-jarige boomkenner Frits van Troon is onder natuurliefhebbers een levende legende.
Op het Surinaamse Brokopondo-stuwmeer – officieel het Prof. dr. ir. W.J. van Blommesteinmeer – bevind je je in feite middenin de jungle. Overal steken kleine eilandjes boven het water uit, compleet bedekt met groen. Het zijn de heuvels van eeuwenoud tropisch regenwoud. De dode boomtoppen ertussen vertellen wat hier gebeurde toen in de jaren zestig de Afobaka-stuwdam werd gebouwd. Een stuk bos ter grootte van de gemeente Utrecht liep onder water. Alles wat niet weg kon komen, verdronk.
Een van de beboste eilandjes is van de 85-jarige Frits van Troon. ‘Oom Frits’ in de volksmond, want hij is onder natuurliefhebbers een levende legende. Van Troon groeide op in het gebied dat nu op de bodem van het meer ligt. Al decennialang probeert hij de wereld te vertellen wat hier leeft en heeft geleefd. Zo wil hij voorkomen dat mensen nog zo’n fout maken.
Stroom voor bauxiet
Het bos moest plaatsmaken voor de stroomcentrale van een Amerikaanse bauxietfabriek. Inmiddels is die fabriek verdwenen en levert de dam grofweg de helft van de benodigde energie van het land. Een betere plek voor die relatief groene stroomopwekking was volgens Van Troon de bestaande waterval in de Commewijnerivier geweest. Dat had de natuur en de minstens vijfduizend geëvacueerde bosbewoners heel wat ellende gescheeld.
Vandaag loopt Van Troon voorzichtig over zijn Tonka-eiland, steunend op een houten stok langer dan hij zelf. “Welkom”, roept hij van een afstand, een beetje vermoeid. Hij waadt door het water, want een deel van zijn eiland is ondergelopen. Overal in Suriname staat het water hoog, na een ongekend lange regentijd. Klimaatverandering, verzuchten boeren en oeverbewoners, zo ook Van Troon.
Maar klimaatverandering is niet het belangrijkste probleem waar hij mee zit. Dat zijn ook niet de plastic flesjes en pillenstrips die op de kust zijn aangespoeld. Van Troon loopt er onverstoord tussendoor, beschermd tegen de zon door een petje en t-shirt met logo’s uit voor hem verre werelden. “Ik had nog gebeld dat jullie naar de andere kant van het eiland moesten varen, maar ik werd niet teruggebeld”, moppert hij. “De Surinaamse mentaliteit”, gaat hij hoofdschuddend verder. Hij heeft het tegen zijn assistent, een jonge touroperator uit Paramaribo die Van Troon vaak vrijwillig helpt. Van Troon geeft hem quasi- boos, maar stiekem glunderend, een elleboogje en roept dat hij andere waarden heeft geleerd van de buitenlandse mensen met wie hij samenwerkte.
Het bos als leerschool
De bomenkenner begeleidde de afgelopen decennia allerlei wetenschappers door het bos. Ze kwamen van heinde en verre om het Surinaamse woud onder de loep te nemen. Van Troon wees hen langs duizenden verschillende soorten bomen en lianen, die hij bijna allemaal ter plekke kan determineren. Die bijna uitgestorven kunst wekt veel ontzag bij natuurkenners, vooral omdat Van Troon het allemaal leerde in de praktijk. “Ik ben nooit op school gegaan”, zegt hij vaak. Zijn moedertaal is het binnenlandse Saramaccaans. Ondertussen noemt hij van de bomen die hij aanwijst wel steeds de Latijnse naam erbij.
Hij wil zijn kennis graag doorgeven, maar dat is een hele klus “Ik heb het zo druk”, zegt hij. Hij werkt mee aan boeken en films over zijn eigen leven, over bomen en over Tonka-eiland. “Mijn hele hoofd wordt leeggehaald.” Ondertussen treedt hij op in nationale natuurcampagnes en waarschuwt hij op het nieuws voor de goudzoekersboten in het meer.
Die goudzoekers zijn hem momenteel de grootste doorn in het oog. In uit schroothout en plastic zeiltjes opgetrokken bootjes vissen lokale bewoners naar goud, met het giftige kwik en cyanide. Dat we deze skalians vanmiddag niet zien, betekent niet dat Van Troons protesten hebben geholpen, zegt hij. “Ze komen nu ’s avonds, als het donker is.”
Ondertussen veranderen graafmachines de beboste kust langs het Brokopondomeer in steeds grotere mijnen van rood zand. Je ziet het overal gebeuren in Suriname. De natuur legt het af tegen houtkappers en goudzoekers. Die brengen immers tot in de hoogste regionen geld in het laatje, via legale goud- en houtconcessies en – een publiek geheim – via illegale dichtgeknepen oogjes.
Steeds minder bezoekers
Te midden van die natuurroofbouw probeert Van Troon zijn volk te herinneren aan de waarde van het bos. Tijdens tours op zijn eiland wijst hij bijvoorbeeld op de palulu-bladeren, familie van de bananenplant, waar mensen uit het binnenland soms nog hun daken mee bedekken. En op de kokriki, te herkennen aan de witte vlekken op de stam, met giftige, glanzende rood-zwarte zaden die je terugziet in sieraden.
Bijna alles wat hier groeit heeft Van Troon niet geplant, maar ‘ontmoet’, zoals hij het noemt. Het onderhoud van al dat groen kan hij alleen steeds minder makkelijk betalen. Door de verhalen over het vervuilde meer komen er steeds minder bezoekers naar zijn eiland. Dat is ook te zien aan het schooltje, aan de andere kant van het ondergelopen stuk land. Van Troon wandelt er weer rustig door het water naartoe, terwijl zijn bezoek de boot neemt.
De deuren van het Natuureducatiecentrum Tonka klemmen zo dat Frits er met zijn volle gewicht tegen aan moet duwen. Binnen vind je tussen de stoffige schoolbanken, boekenkasten en posters van tropische dieren ook gevonden vogelnesten en dikke pakken papier gevuld met zorgvuldig gedroogde takjes en bladeren. Op een kastje prijken een tapirschedel, een indianenbijl en een stuk hardhout dat bijna is vergaan na veertig jaar onderdompeling in het Brokopondomeer.
Verloren cultuur
Een paar jaar geleden kwamen hier nog schoolklassen op meerdaagse tripjes en werkten Nederlandse studenten aan studieprojecten. Maar de lokalen staan nu al even leeg. Het zijn niet alleen corona en goudzoekers die bezoekers tegenhouden. Van Troon stelt teleurgesteld vast dat de jeugd maar ‘met moeite’ interesse heeft in natuur. Zelfs onderzoekers komen niet meer. Een van de klaslokalen had een laboratorium moeten worden om waterkwaliteit ter plekke te onderzoeken. Maar het lab kwam nooit van de grond. “Ze zijn niet geïnteresseerd”, zucht Van Troon.
Toch blijft hij zijn liefde voor de natuur verspreiden. Voor de oerwoudbodem van het Brokopondomeer is het natuurlijk te laat. “Al deze dode bomen krijg je niet meer terug.” Hij hoopt dat Surinamers hun andere natuur wel beter beschermen als ze die weer beter leren kennen. “Het is de cultuur die ook verloren gaat”, zegt Van Troon. Daarom herhaalt hij als een van de laatste oud-bewoners van het verdronken bos steeds weer een binnenlanderswijsheid: “Als je goed voor het bos zorgt, zorgt het bos ook goed voor jou.”
Foto: Hedwig de la Fuente