Gepubliceerd in Vork.
Suriname kent veel vruchtbare grond, zoet water en heel veel zonuren. Bijna alles schiet als vanzelf de grond uit. Toch blijft de voedselproductie al decennialang achter. Katja Keuchenius ging op onderzoek uit. ‘Een bosje kousenband hier, wat fruit daar.’
In Suriname is groenten verbouwen niet moeilijk. Elke taxichauffeur die je het vraagt, teelt wel iets in zijn tuin of op een lapje grond elders in de stad. Je hoort over pepers en aubergines, maar ook over Chinees tajerblad en antroewa. Tussen de huizen in Paramaribo zie je de kleine landbouwgrondjes liggen, met rijtjes gewassen en af en toe kippen of geiten. De oogst is vaak voor eigen consumptie en wordt verder verdeeld onder bekenden, soms voor een klein bedrag. Zo kun je in Paramaribo ook boodschappen doen aan privédeuren, vertelt een van de taxichauffeurs. „Een bosje kousenband hier, wat fruit daar”, zegt hij. „Zo is het toch weer goedkoper.” Dat is geen overbodige luxe als je koopkracht elk moment onderuit kan gaan. Het overkwam de Surinamers al vaak. In mei dit jaar kelderde de koers van de Surinaamse dollar nog dramatisch. Waar je eerst voor 17 Surinaamse dollars één Amerikaanse dollar kreeg, had je een week later al 22 Surinaamse dollars nodig. Dat is een probleem in een land dat grotendeels afhankelijk is van import. Suriname produceert zelf immers maar weinig en dat geldt – merkwaardig genoeg – ook voor voedsel. Sinds een piek in de jaren 80 is de voedselproductie van het land gedaald. Dat klinkt gek. In Suriname schiet toch van alles vanzelf uit de grond omhoog?
KLEINE MARKT
„Een plantje laten groeien is inderdaad makkelijk”, zegt boer Diego Rodriguez. Met zijn blote handen schept hij water uit een emmer op de kersen- en peperstekjes die hij later in de grond wil zetten. Hij is de derde generatie in het familiebedrijf, met tientallen hectare grond langs de Weg naar Zee, die leidt
van Paramaribo tot aan de Atlantische Oceaan.
Zijn vader heeft uitsluitend runderen, maar Diego Rodriguez houdt ook van planten. Langs de hobbelige zandweg naar zijn schuur liggen allerlei kleine veldjes. Links groeien pepers, rechts tomaten en een volgend veldje ligt tijdelijk braak. Daarna zie je nog maïs, kool en cassave, met erachter een rij bananenbomen. Verderop is er ruimte voor watermeloenen en pompoenen. Tussendoor groeien papayabomen in de berm en liggen her en der groepjes rode brahmanen (runderen) op een kluitje in het veld. Hun horens steken verbaasd omhoog als ze opkijken naar de auto die langsrijdt.
Een gemengd bedrijf is handig in Suriname, legt boer Rodriguez uit. Hij leerde tijdens zijn opleiding Agrarische Bedrijfskunde in Delft en deels in Wageningen wel over de voordelen van het telen van één product. Maar in Suriname is dat ingewikkelder. De markt is hier met ruim een half miljoen inwoners immers klein. Rodriguez levert nu verschillende producten in pakketten aan grote klanten, zoals restaurants. Zijn koeien en gewassen vullen elkaar bovendien mooi aan. Hij voert de koeien met gras dat hier in de berm groeit – binnen een week een halve meter hoog – en laat de dieren zijn braakliggende veldjes bemesten. Hij heeft bovendien zakken gedroogde mest en geeft zijn koeien de vermalen resten van geoogste maïs. Dat maakt zijn vlees bijna biologisch, maar daar is nog weinig mee te verdienen in Suriname. „De interesse die in Nederland al twintig of dertig jaar geleden begon, is hier pas net op gang gekomen”, zegt Rodriguez.
DROGE EN REGENTIJD
Er zijn meer obstakels voor Surinaamse boeren. Het is een opgave om de droge en regentijden ongeschonden door te komen. Dat werd door klimaatverandering alleen maar extremer, zegt Rodriguez. „Het is echt abnormaal hoeveel regen er nu valt. En over een maandje is het hier kurkdroog.” Hij laat expres grote stukken bos op zijn land staan, om vocht vast te houden. „Als ik het bos zou kappen, is mijn waterreservoir veel sneller leeg.” In de regentijd lopen velden regelmatig zó onder water, dat de oogst mislukt. De prijzen voor schaarse groenten en fruit stijgen dan hard. Rodriguez: „Alleen de ‘happy few’ kunnen dat nog betalen. Dat betekent een beperkte consumentenmarkt, áls je al productie hebt.”
In andere seizoenen zijn er juist weer groenten in overvloed. Tomaten zijn dan ineens spotgoedkoop. Rodriguez is daarom bezig om zijn oogst zelf tot producten te verwerken. Dat doet hij onder aanmoediging van Swami Girdhari, een bevriend landbouwconsultant die ook secretaris is van de vereniging VEAPS voor exporteurs van agrarische producten. „Als je je tomaten verwerkt in blik of flessen ketchup, vang je de lage prijzen tijdens overproductie op”, legt Girdhari uit. „Je zorgt bovendien voor meer constante aanbod en vraag. En je verlengt de houdbaarheid. Dan kun je ook exporteren met zeetransport; vele malen goedkoper dan per vliegtuig.”
AUTO OF LANDBOUW
Girdhari is trots op de moderniseringen van Rodriguez. De relatief jonge boer van 43 jaar oud heeft naast het maken van ketchup en zongedroogde tomaten, ook plannen voor het openen van een eigen winkel voor individuele consumenten. Die uitbreidingen kan hij allemaal doen omdat er al flink wat aanwezig is op zijn boerderij. Hij boft dat zijn opa en vader in de vorige eeuw al land kochten. Vanwege speculanten is een lapje grond nu vaak te duur voor boeren die willen starten. Er zijn bovendien grote ploeg- en graafmachines, waar de mechanisering elders nog flink achterloopt. Rodriguez heeft ten slotte tijd om zich niet alleen met dagelijkse productie bezig te houden omdat hij samen met zijn vader vijftien man in dienst heeft. Voor extra uitbreidingen zijn natuurlijk wel investeringen nodig. Ook dat is
lastig in Suriname. Girdhari: „Kapitaal krijg je alleen bij commerciële banken die hun risico’s zoveel mogelijk willen indekken. De bank financiert makkelijker een auto dan landbouwproducten. Agrarische ondernemers werken immers met levende organismen en zijn afhankelijk van omgevingsfactoren,
zoals regen, zon, water en wind.” Hier ligt volgens Girdhari een taak voor de overheid. Agrarische fondsen zijn er volgens hem nog nauwelijks. Ook compensatie voor exportonderbrekingen is er niet. In 2019 stopte de Europese Unie de import van sopropo, toen goed voor zo’n 35 procent van de Surinaamse tuinbouwexport. Dit bittere neefje van de komkommer is gastplant van ongewenste insecten in Europa. Om nog zo’n stop van buitenaf te voorkomen, verbood de Surinaamse overheid deze zomer de export van vier andere gewassen, waaronder aubergine en peper. De vier gewassen maakten 80 procent uit van de export van tuinbouwproducten en brachten de exporteurs en leveranciers dus flink in de problemen.
MEEREIZENDE INSECTEN
Girdhari was niet tegen de exportstop, maar had gehoopt op meer overleg met en compensatie voor de exporteurs en boeren. Nog belangrijker vindt hij het voorkómen van dit soort meereizende insecten. „We moeten data gaan verzamelen, veldinspecties doen en protocollen maken. Over wat te doen om plagen te voorkomen en oogsten te behandelen en wat je moet doen als je toch een insect vindt in de lading.” Ook Rodriguez ziet het in Suriname vooral misgaan op het gebied van kennis delen. „Met de financieel-economische crisis zijn veel hooggeschoolde mensen naar het buitenland vertrokken. Een braindrain”, zegt hij. „En een brainwaste”, vult Girdhari aan. „Veel aanwezige kennis in Suriname wordt niet gebruikt.” Dat heeft volgens Rodriguez te maken met het niet goed functioneren van instituten. „Wageningen brengt echt theorie naar praktijk. Als er een probleem is in de landbouw, kunnen experts je makkelijk doorverwijzen.” Daarvoor is een goed samenspel nodig tussen de overheid en verschillende instituten en dat is er niet in Suriname. Rodriguez mist ook andere randvoorwaarden, zoals een goed lab voor het bestrijden van plagen. En een gekoelde opslagplaats op het vliegveld bij vertraagde vluchten. „Als je groenten zes uur buiten staan, gaat de kwaliteit helemaal kapot.” Andere randvoorwaarden verdwijnen zelfs, zoals de mangrovebossen langs de kust. „Dat komt omdat de overheid gebieden daar vrijgaf voor onder meer woningbouw”, zegt Rodriguez hoofdschuddend. „Dan verdwijnt de natuurlijke kustbescherming. Dat moet je nooit doen.” Ondertussen zag Rodriguez de zeespiegel de afgelopen decennia stijgen. Zijn kavel vlakbij zee kampt nu steeds vaker met zoute overstromingen. Ook in zijn verder landinwaarts gelegen velden komt in droge tijden het zout in de bodem soms omhoog.
NIEUWE OLIE
In een van die veldjes staat vanmiddag de vader van Diego Rodriguez te werken, met een strohoed op zijn hoofd en een houten schoffel in zijn hand. Zo wordt hier nog veel landbouw bedreven. Veel Surinamers bedanken voor die handarbeid, dus werken er op de Surinaamse boerderijen veel Haïtianen. Tot voor kort ook bij Rodriguez. Inmiddels zijn zij allemaal weggetrokken omdat de koers van de Surinaamse dollar zo verslechterde dat zij hun gezinnen in hun thuisland niet meer konden onderhouden. „Dat heeft direct effect op onze productie”, zegt Rodriguez. „Arbeid is nu duurder.”
Rodriguez en Girdhari zien het in de toekomst allemaal niet zo snel verbeteren. Maar ze houden vol. Girdhari ziet kansen in de ontdekking van nieuwe olie langs de kust van Suriname. „Dat trekt honderden buitenlandse werknemers voor boorplatforms, met hoge eisen aan hun voedsel.” Om aan die eisen te voldoen en hun marktaandeel te vergroten spoort Girdhari zijn leden aan om hun bedrijven verder te professionaliseren en certificeren. En om hun gewassen beter te beschermen, in de vorm van kassen. Maar ook dat vereist weer flinke investeringen voor Surinaamse boeren. Plastic en staal maken ze niet in het land, dus ook dat moet worden geïmporteerd. Zo blijven de makkelijk groeiende planten in Suriname grotendeels overgeleverd aan hun onberekenbare omgeving. Nu eens worden ze overspoeld door een tropische regenbui of plaag, dan weer door een flinke koersdaling. Rodriguez’ koeien houden zich ondertussen sterk tegen parasieten en felle zonuren. Af en toe wordt er een kalf opgegeten door een jaguar. Ook dat hoort bij het produceren van voedsel in Suriname.