Dirk III is een regionaal initiatief in de Betuwe om overheid, burgers, bedrijven en onderwijs- en onderzoek en financiële instellingen op nieuwe manieren te laten samenwerken.
Dennis Kerkhoven loopt graag in de voorhoede. Niet om te prediken, maar om samen met andere mensen nieuwe structuren en economische realiteiten op te zetten. Dat doet hij onder andere in de financiele sector en hij geeft daarover les op Nyenrode. Maar zijn dagen worden steeds meer gedomineerd door Dirk III. Dennis Kerkhoven stond tweeënhalf jaar geleden aan de wieg ervan. Die stond in de Betuwe.
Wat Dirk III doet is bruggen slaan tussen overheid, burgers en het bedrijfsleven in nauwe samenwerking met onderzoek en onderwijs en financiële instellingen. Dirk III is formeel een stichting maar opereert als een beweging, die duizenden mensen verbindt. Daaruit zijn inmiddels een gebiedscoöperatie en diverse andere coöperaties in de Betuwe onstaan. Er is intussen ook een landelijke coöperatie, de Coöperatieve Samenleving. “Denk aan een windpark, een regionaal energienetwerk en een oudedagsvoorziening voor zzp’ers”, noemt Kerkhoven als voorbeelden. “Dat zijn bijna allemaal coöperatieven. Wij werken samen met de belangrijkste stakeholders en kijken of de transacties een bedrijfskundige, maatschappelijke en economische meerwaarde leveren.”
Waar begonnen jullie?
“Tweeënhalf jaar geleden wilden we met vier burgers een aantal projecten starten rondom lokale duurzame energievoorziening in de Betuwe. Omdat de projecten erg verschillend waren maar ook overlap vertoonden, wilden we als een soort incubator kijken hoe we programma’s aan elkaar konden koppelen om maatschappelijke businesscases voort te brengen. We maakten er een stichting van en vernoemden die naar Graaf Dirk de Derde. We grepen terug op een samenwerkingsvorm uit de elfde en twaalfde eeuw die ‘Koopereeren’ heette – denk aan Boskoop, Nieuwkoop, etc – een voorloper van huidige coöperatieve samenwerkingsvormen.”
Wie was Dirk III?
“Dirk III was een graaf uit de 11e eeuw, grondlegger van de Hollandse zelfstandigheid. Hij had veel land dat nog niet ontgonnen was en vocht ondertussen tegen de bisschop van Utrecht en de Duitse keizer. Hij schonk zijn land tegen een klein gedeelte van de oogst aan zijn lijfeigenen en vroeg hen om het zelf te ontginnen en mee te vechten. Daaruit kwam het graafschap Holland voort en zo ontstond de Nederlandse structuur van zelforganisatie. Deze zelforganisatie zit nog voor een groot deel in onze cultuur. Dan heb ik het niet over het polderen dat nu in Den Haag gebeurt. Daar gaat polderen vooral om lang praten vanuit verschillende belangen en ergens in het midden uitkomen. Dat levert vaak niets op. Het originele polderen is met je poten in de klei staan en waarde toevoegen. Je bent er samen verantwoordelijk voor dat het water niet stijgt.”
Hoe gaan jullie te werk?
“We begonnen met werkconferenties waarin we met een vijfhoek van maatschappelijke bedrijven, overheid, financiele instellingen, burgers en kennisinstellingen op zoek gingen naar andere vormen van financieren, met elkaar leren en crossectoraal werken. We vroegen ons steeds af wat een regio-economie kan doen in tijden van crisis en krimp zodat huishoudens lagere kosten hebben aan energie, zorg, mobiliteit, wonen en voedsel en zodat er nieuwe banen en kasstromen ontstaan en een duurzame en circulaire economie wordt bevorderd. Innmiddels denken vierhonderd mensen actief mee en zijn uit de conferenties een stevig aantal organisaties- met name coöperaties, maar ook bv’s en stichtingen – voortgekomen die weer als een ecoysteem met elkaar samenhangen. We tuigen eigenlijk een hele kerstboom op om uiteindelijk alle 290.000 inwoners van het Rivierenland aan elkaar te verbinden en ongebruikte waarde vrij te maken. Daarnaast zijn we met vergelijkbare projecten bezig in Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag en richtten we de Coöperatieve Samenleving op, voor heel Nederland.”
Is het niet een beetje ambitieus om heel Nederland te herstructureren?
“We versterken het burgerdomein vanuit gebiedsontwikkeling. Vergeleken met het eerste en tweede domein, de overheid en het bedrijfsleven, is het derde domein, de civil society, nog weinig georganiseerd. Vroeger hadden we de Rabobank , het Groene Kruis en onze eigen energiemaatschappijen. Maar de afgelopen dertig jaar hebben we als gemeenschappen en gezinnen die gezamenlijke verantwoordelijkheden steeds meer buiten onszelf geplaatst. Zo wordt er veel waarde onttrokken aan de samenleving. Energiemaatschappijen zijn bijna allemaal verkocht aan het buitenland en hetzelfde gebeurt nu versneld met vastgoed. Op een gegeven moment is Nederland uitverkocht. In de vorm van Broodfondsen en zorgcoöperaties komt de waarde en verantwoordelijkheid geleidelijk wel weer terug in de maatschappij. Het mooiste voorbeeld zie je in de energiesector. We kunnen allemaal zonnepanelen op het dak leggen. Maar dat moeten we nog wel professionaliseren. Daarvoor werkt Dirk III nauw samen met ministeries en lokale overheden.”
Waarmee betalen jullie dat?
“Nu krijgen we voor projecten en programma’s nog vooral financiering van de lokale en Europese overheid, maar we worden bijvoorbeeld ook gefinancierd uit het coöperatiefonds van de Rabobank. Geldstromen willen we zoveel mogelijk balanceren tussen overheid, bedrijven en burgers, zodat we niet één belang dienen. We hebben veel coöperatieve ecosystemen opgebouwd. Bezit is minder belangrijk aan het worden, dat vraagt om een andere indeling van het speelveld. Degenen die gebiedsontwikkeling of sectorontwikkeling kennen, begrijpen dat spel. Maar als je vanuit één bedrijf kijkt is dat lastig. Geldstromen uit het bedrijfsleven komen nu steeds meer op. Het kost ook wel een aantal jaar om de doelen van Dirk III te bereiken. Dat doe je niet eventjes.”
Welke partijen doen uit zichzelf mee en welke zijn moeilijk om erbij te betrekken?
“Veel initiatieven komen vanuit burgers en voor de overheid past onze organisatie in het kader van de participatiesamenleving. Vooral het bedrijfsleven keek eerst nog de kat uit de boom. Het mkb leeft in de waan van de dag en heeft het finanicieel vaak moelijk. Ze zijn eigenlijk niet meer in staat om te innoveren. Als het morgen niets oplevert, vinden ze het lastig om mee te doen. Ze hebben vaak ook belemmerende overtuigingen en geloven nog te vaak: ‘hoe de wereld nu in elkaar steekt, zo zal het altijd gaan.’”
Hoe haal je ze over?
“Wij lossen problemen op die ze zelf niet kunnen oplossen. Overheden en bedrijven zien burgers vaak als klanten, kiezers of investeerders, maar ze zijn tegelijkertijd van hen afhankelijk om impact hebben. Wij starten leerpojecten en vragen een sector om een aantal thema’s te benoemen. Daarover laten we bijvoorbeeld kinderen en jongeren brainstormen en we bieden bedrijven kansen op nieuwe bussinessmodellen. Een tuinder had bijvoorbeeld een warmte-koude koppeling als generator voor energie. Die verkocht hij aan het net maar daar kreeg hij geen rooie cent voor. Wij gaan nu die taak overnemen en herpositioneren. Door bijvoorbeeld direct aan het dorp te leveren kunnen we een andere prijs vragen. Dat soort contstructies noemen wij ‘circulair omgaan met assets’.”
Wat moeten bedrijven daarvoor terugdoen?
“Meewerken en een stukje eigendom loslaten. We zorgen voor een meer regelluwe omgeving en maken potentiële ontwikkelingen heel concreet. Het bijzondere is dat dat vaak wordt geïnitieerd en vormgegeven door burgers die tegelijk consument zijn: prosumers. Zo krijg je allemaal kleine bedrijfjes en social enterprises.”
Hoe win je vertrouwen?
“Met verschillende partijen zoeken we naar een gemeenschappelijk doel of belang en kijken op een positieve manier naar nieuwe rollen. We pakken dat zakelijk op maar kijken wel constant wat dat bedrijven, consumenten, de overheid en de samenleving oplevert. Maar vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Het kan soms wel een jaar duren voordat je alle partijen op een lijn hebt.”
Tips voor verenigingshouders?
“Veel verenigingen zijn vooral bezig om zichzelf in stand te houden. Ze zouden zich moeten afvragen of ze nog aansluiten bij de behoefte van de doelgroep. Welke toegevoegde waarde willen en kunnen ze bieden, anders dan alleen belangen vertegenwoordigen? Ik zie veel verenigingen vastlopen in traditioneel vereningingsdenken. De kanteling is om je meer als coöperatie op te stellen en producten en diensten te leveren. Zet de behoefte van de doelgroep centraal.”
Hoe doe je dat?
“Door de dialoog aan te gaan met je doelgroep. Je moet daarbij bereid zijn om jezelf constant op te heffen als bestaande structuur en naar een nieuwe vorm te gaan. Dat kan betekenen dat je de statuten, de besluitvorming, de geldstromen en de structuur aanpast, met bijvoorbeeld nieuwe lidmaatschapsvormen. Sommige structuren zullen verdwijnen omdat de doelen zijn bereikt. Onze gebiedscoöperatie is bijvoorbeeld opgezet om de transitie naar het domein van burgers integraal te ondersteunen en allerlei infrastructuren te laten ontstaan om waarde op te bouwen. Als dat klaar is, hef je jezelf op. Mensen draaien vaak het middel en het doel om. Je ziet dan dat iets wat ooi heel goed gestart is in stand wordt gehouden.”
Moeten veel verenigingen zichzelf opheffen?
“Ja, met het doel te transformeren naar een volgende fase. DSM is een mooi voorbeeld van een bedrijf dat zich constant doorontwikkelt. DSM begon in de mijnbouw, ging naar chemie, de kleinchemie en toen naar life science. Zij bewegen dus mee met de markten en met de wereld. Je ziet dat veel verenigingen vastlopen omdat ze dat niet doen. Vakbonden zijn bijvoorbeeld leeggelopen, maar gedragen zich alsof ze nog veel vertegenwoordigen. Ze zijn de verbinding met de maatschappij kwijt en zitten daarom in een crisis. Dat vind ik een boeiende ontwikkeling.”
En meer samenwerken?
“Ik ben er een groot voorstander van dat verenigingen, maar ook stichtingen, slim samenwerken ten behoeve van een gemeenschappelijk doel. Niet met een vaste, maar juist met een organische structuur. Zo kun je tijdelijke werkverbanden aangaan. Wij doen dat onder andere met het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in een vierjarenplan. Dat geld uit Europa laat bedrijven samenwerken en een commerciele relatie met elkaar aangaan. Je moet zo’n organisatievorm zien als een tijdelijk voertuig voor een transitie naar een circulaire en duurzame economie. Wij doen dat regionaal, maar dat kan ook per sector.”
Gepubliceerd in VM.