Het Centrum voor de kerkzang organiseert al jaren een kamp om jongeren meer bekend te maken met kerkzang. ‘Kerkmuziek is leuker om te zingen dan pop.’
Vol spanning kijken twintig kinderen naar kampleider Annemarie. “Wie wil het nieuwe boekje zien?” vraagt ze mysterieus. Een jongen roffelt met zijn handen op zijn knieën. Zodra de boekjes rondgaan, duiken twintig neuzen tussen bladzijden vol kerkmuziek. Het is muisstil, op een paar hoge, neuriënde stemmetjes na.
Het is de eerste avond van het vierdaagse zangkamp in een kampeerboerderij in Lunteren, dat al jaren wordt georganiseerd door het protestantse Centrum voor de kerkzang.
Het kamp is bedoeld om de jeugd meer bekend te maken met kerkzang. “Niet alleen met psalmen, maar ook met motetten en acclamaties bijvoorbeeld”, legt kampleider Bert van Kooten uit.
Er is al gegeten en de kinderen komen net van buiten. Daar hingen ze rond bij een grote wip. De kleinsten van zeven en acht jaar op de zitjes, drie meisjes van achttien ernaast met de armen om elkaars heupen. Ze zijn hier allemaal gekomen voor de gezelligheid, zeggen ze. En voor het zingen.
Alleen Jonathan (13) vraagt zich hardop af of hij wel mee zal doen aan de zangrepetitie. Hij zit op de wip terwijl zijn broertje Gideon (8) om hem heen springt.
Op de vraag waarom niet heeft Jonathan nog geen antwoord klaar. “Omdat hij de baard in de keel heeft”, roept Femke (15). Op slag verdwijnt de brutale blik in Jonathans ogen. “Nee hoor, ik zing wel.”
Veel vaders en moeders van de kinderen zijn dominee. Iedereen gaat op zondag naar de kerk. Maar op kamp is het zingen leuker, legt Femke uit. “In de kerk lijkt het meer op opzeggen, hier gaat het veel meer om de melodie.” Jonathan en Gideon knikken driftig.
Veel kinderen zitten thuis op een koor of krijgen zangles. In een van de kamers van de kampeerboerderij staan meegebrachte instrumenten tegen de muur. Een dwarsfluit, klarinet, gitaar, viool, trombone.
“De kinderen zijn allemaal muzikaal”, zegt Willeke, een van de kampleiders. “Vorig jaar zette een groepje voor de bonte avond zelfs even het liedje van ‘Pirates of the Caribbean’ op papier.”
Ze wijst naar de kinderen die enthousiast de liederenboekjes van dit jaar bekijken. “Zie je hoe ze direct van het notenblad beginnen te zingen?”
Vooral de oudere kinderen neuriën meteen de nieuwe melodieën. Iedereen lijkt er zin in te hebben. Maar eerst moeten ze een paar oefeningen doen van Bert van Kooten.
Armen omhoog, diep inademen, door de hurken, ‘ss ss ssss ss sst’ en ‘hinieminiehinieminie’ op de juiste ritmes en toonhoogtes. De kinderen doen hem perfect na en stoppen allemaal tegelijkertijd. Van Kooten leidt ze met zijn armbewegingen.
Er zijn een aantal nieuwe kinderen dit jaar, zoals de zusjes Danique (7) en Loïs (8). Hoewel het hun eerste kamp is, zijn ze niet bang, vertelt Loïs. “We hebben de mobiele telefoon van mijn moeder mee, dus we kunnen gewoon bellen en sms-en.”
Met ingespannen gezichtjes luisteren ze naar Van Kooten. Hij legt uit wat zijn verschillende signalen betekenen. “Wat moet je niet doen als ik mijn hand als stopteken op houd?” vraagt hij de groep.
“Terugzwaaien”, luidt zijn eigen antwoord. “Dat deed mijn buurvrouw ook een keer tegen een politieagent, lag er even later een boete op de deurmat.” De meisjes lachen voorzichtig.
Het eerste lied is in het Latijn. Van Kooten hoort graag een juiste uitspraak. “De ‘i’ als ‘ie’ uitspreken en de ‘e’ als ‘è'”, legt hij uit. “Da pacem domine, da pacem domine in diebus nostris.”
De kinderen zingen in koor met hoge stemmetjes mee. Alleen de lage stem van Jonathan valt soms op. Na een lang aangehouden eindklank, zuigt een meisje luidruchtig weer lucht in haar longen. “Als je stiekem ademhaalt tijdens het zingen, hoort niemand het”, fluistert een ouder meisje in haar oor.
De oudste meisjes zijn aangewezen als hulpleiding. Twee van hen kennen elkaar van zangkamp. Ze komen er al tien jaar. Om elkaar weer te zien, voor de leuke sfeer en natuurlijk om te zingen.
De leeftijdsgrenzen van het kamp lopen van 7 tot 23, dus ze mogen nog even. Daarna worden ze misschien wel leiding. Net als Annemarie, die begon ook als klein deelnemertje.
Van Kooten begint aan een nieuw lied: ‘Roept God een mens tot leven’. Even houdt hij een stemvork aan zijn oor, dan zingt hij de melodie voor. Het koor weet hem direct goed na te zingen. Als het even stil is, steekt Femke haar vinger op. “Mag ik even iets aan mijn hik gaan doen?”
Houden deze kinderen ook van popmuziek? “Gegarandeerd”, weet Willeke. “Popmuziek?” roept Jonathan. Hij tovert een smartphone uit zijn zak. “Ik luister top 40-muziek of ex-top 40-muziek bij het huiswerk maken.”
Popmuziek en kerkmuziek zijn volgens hem om verschillende redenen uitgevonden. “Het één is om te luisteren, het andere om te zingen.”
Ook Lydia (18) luistert popmuziek. “Op de fiets bijvoorbeeld, om een beetje power te krijgen. Maar kerkmuziek is leuker om te zingen. Het heeft meer melodie en niveau.”
Het kamp draait niet alleen om zingen. Tussen de repetities door, elke dag vier of vijf keer een uur, organiseert Willeke spelletjes. Maar natuurlijk geen gewone spelletjes. De kinderen moeten sudoku’s maken met muzieknootjes, liedjes gorgelen, geluiden raden en met een cluedospel uitzoeken waar het stokje van de dirigent is gebleven.
Zelfs het wakker worden gebeurt muzikaal, vertelt Willeke. “De leiding zingt het lied ‘Good morning’. Dan worden de kinderen tien keer leuker wakker dan normaal.”
Foto: cc
Gepubiceerd in Trouw