Ondernemers

Onze markt ligt in het buitenland

Bij de Dutch Games Association staat internationalisering hoog op de agenda. “Het gaat allemaal om connecties”, zegt voorzitter Horst Streck.

Horst Streck weet uit ervaring dat de Nederlandse game-industrie niet binnen de landsgrenzen kan blijven. Tien jaar lang runde hij een gamebedrijf, met op het hoogtepunt zestig man personeel. Met Amerika sloot hij toen goede deals voordat hij er ook maar een voet aan land had gezet. Maar die tijd ligt achter hem. Nu opereert hij als freelance ‘gamifier’ en is hij voorzitter van de Dutch Games Association (DGA). Hij vertelt erover in een goed bereikbaar café aan de rand van Amsterdam, onderweg van Katwijk naar zijn huis in Almere. Hij is net langs geweest bij een bedrijf dat modulaire stands verkoopt. Na elk evenement een stand weggooien vindt hij zonde. Bovendien passen de modulaire stands binnen zijn visie om een sterk Nederlands merk neer te zetten. “Zo laat je steeds hetzelfde zien. Zichtbaarheid is belangrijk.”

Groei door zichtbaarheid

Met die focus op zichtbaarheid heeft Streck DGA flink laten opleven. Toen hij in januari 2014 als voorzitter begon was het aantal leden dalend en klonken er kritische geluiden over de vereniging. De eerste paar maanden keek hij daarom goed hoe de organisatie in elkaar zat en welke waarde die aan de game-gemeenschap toevoegde. Zijn conclusie: DGA voegde wel waarde toe, maar dat was niet voldoende zichtbaar. Streck: “Dan krijgen mensen dus het gevoel dat DGA er net zo goed niet kan zijn. Want wat doen ze nu eigenlijk helemaal?” Dat valt overigens niemand van de vereniging te verwijten, haast hij zich erbij te zeggen. Het bestuur heeft nu eenmaal niet alle tijd. Streck komt daar vaker in het interview op terug. “Een vereniging besturen is eigenlijk niet voor ‘erbij’. Ikzou vier mensen fulltime aan het werk kunnen zetten om nuttige dingen te doen voor de game-industrie.” Maar die luxe heeft hij niet, iedereen werkt ernaast.

Software helpt

Om DGA beter zichtbaar te maken zette Streck in op communicatie. De vereniging vertelt nu veel meer dan vroeger op sociale media wat ze doet en welke successen ze behaald heeft. Dat kan het kleine team van DGA – vier mensen in totaal – zo efficiënt mogelijk doen met een nieuwe website. “De software neemt veel werk uit handen. Je kunt discussiëren, evenementen aanmaken, werkgroepjes starten, mensen uitnodigen”, somt Streck op. “Dat maakt communiceren heel gemakkelijk.” In 2014 had de vereniging dubbel zoveel bereik als het jaar ervoor en begon het aantal leden weer te groeien. Er zijn nu ruim tweehonderd studenten en honderd organisaties lid. Hun grootte varieert van zzp’ers tot bedrijven met honderdvijftig medewerkers.

‘Dutch brand’

Ook internationaal moet de Nederlandse game-industrie beter zichtbaar worden. Wie een spel maakt voor alleen Nederlandse consumenten, verdient volgens Streck namelijk nooit genoeg geld. “De markt voor onze industrie, vooral in de entertainment, ligt hoe dan ook in het buitenland.” Met internationalisering hoog op de agenda gaat de vereniging veel internatationale evenementen af, vandaar de modulaire stands. “We willen ons duidelijk als brand positioneren. Maar dat blijft vooral mensenwerk. Je moet lobbyen, leuk gevonden worden en mensen het gevoel geven dat er iets te halen valt in Nederland.

Creatieve indies

Gelukkig weten al veel buitenlanders dat, ziet Streck op Gamescom, de grootste internationale gamebeurs ter wereld. “Mensen vertellen daar dat ze naar het Holland Paviljoen komen om te kijken wat de Nederlanders nu weer bedacht hebben.” Een groot compliment, vindt Streck. Het wordt volgens hem vaak gezegd en is ook echt waar: Nederlanders bedenken creatieve games die je nergens anders ziet. Misschien komt dat door de grote zwerm van ‘independent game developers’, de ‘indies’, in Nederland, denkt hij: “Zij kiezen uit puur intrinsieke motivatie voor creatief ontwerpen.” Zonder veel commercieel inzicht redden de meeste indies het maar net. Zonde, vindt Streck. Hij wil als DGA de indies meer informatie geven vanuit ervaren marketeers en publishers in de industrie. Connecties leggen en kennis doorspelen ziet hij als de belangrijkste taak van de vereniging.

Polder-effect

Op de internationale beurzen draagt DGA het Nederlandse merk uit. Dat wordt niet alleen gekenmerkt door creativiteit maar ook door de vele toepassingen. Nederland is ver ontwikkeld in het maken van toegepaste spellen voor andere sectoren, zoals de gezondheidszorg. Dat verklaart Streck met het poldermodel. “Omdat er weinig hiërarchie is praten gameontwerpers gemakkelijk met een arts of een professor. Mensen laten elkaar in hun waarde en luisteren. Dat zorgt voor een goede samenwerking.” Streck ervaart ook nadelen door het poldermodel. Veel initiatieven komen niet van de grond door een te kritische houding van Nederlanders. Dat merkt hij soms binnen DGA: “Mensen vergeten vaak dat als je een weg inslaat die niet klopt, je altijd weer een andere route kunt kiezen.” Maar ook maakt dit de houding van de Nederlandse overheid afwachtend en terughoudend. “We gaan al snel bedenken wat er allemaal mis kan gaan. Soms sterft een idee dan al voordat er iets uit is voortgekomen. In Duitsland, en vooral in Amerika, gaat dat heel anders. Daar geloven ze in een geniaal idee en gaan er als een malle voor.” Streck probeert ‘Den Haag’ enthousiast te maken voor het Finse model, waar de overheid flink heeft geïnvesteerd in de sector. “Met 5,4 miljoen inwoners hebben de Finnen een game-industrie die tien keer zo groot is als die van ons.”

Brussel kan beter

Om te internationaliseren spreekt Streck op allerlei evenementen met zoveel mogelijk landen en partijen die iets voor de Nederlandse game-industrie kunnen betekenen, ook om goed in contact te komen met ambassades. Lobbyen in Brussel doet DGA eigenlijk nog te weinig, vindt Streck. Binnenkort sluit DGA daarom aan op een overkoepelend orgaan, European Game Developers. Die kunnen de Nederlandse vereniging verder helpen met Europese subsidies. Een andere belangrijke partner hierin is Dutch Culture. Die organisatie benaderde DGA omdat de vereniging de Europese subsidies uit Europa nog niet goed wist aan te spreken. “We deden vaak mee, maar niet altijd met succes. Dankzij een goede samenwerking met Dutch Culture kregen we al 500.000 euro subsidie uit Europa.”

Internationaal uniting

DGA is in het vorige nummer van VM opgevoerd als een voorbeeld van ‘uniting’, een vereniging die op een nieuwe, aansprekende manier leden weet te binden en actief bij de vereniging betrekt. Hoe ziet dat eruit voor de internationale activiteiten?

Ontmoeting met ambassadeurs

“We nodigen vertegenwoordigers van ambassades uit. Laatst hadden we er zo’n twaalf over de vloer en enkele bedrijven geven dan een presentatie over wat zij doen. Daar staan de bedrijven voor open, ik heb nog geen nee gehoord op mijn verzoek. Dat zou ook onverstandig zijn.”

Stimuleringssubsidie

“We proberen leden zoveel mogelijk naar internationale beurzen te krijgen. Daarvoor regelen we dan ook stimuleringssubsidies. Voor de grootste beurzen, in Amerika bijvoorbeeld, om ervaringen op te doen.”

NL gamebedrijven mee naar beurs

“Op verschillende internationale beurzen vullen Nederlandse bedrijven een stukje vertegenwoordiging van DGA in. Ze laten voorbeelden of producten zien en maken praatjes met internationale publishers. De kunst is om ook de grote(re) bedrijven die zelfstandig naar beurzen gaan daarbij te betrekken.”

Voorbeelden en hun netwerken

“Succesvolle Nederlanders in de game-industrie die actief internationaliseren helpen ons. Voorbeelden zijn Ramid Ismael, een indie die de hele wereld over vliegt om zijn gedachtegoed te promoten en indirect de Nederlandse game-industrie. Een ander is investeerder Reinout ten Brake. Hij stelt zijn netwerk beschikbaar als wij een vraag hebben, dat gebeurt wederzijds.”

Opscheppen moet

“In de Nederlandse cultuur zit bescheidenheid, niet boven het maaiveld uitsteken. In het buitenland scoor je daar niet mee. Een Amerikaan zal zich altijd op de borst kloppen en wordt gewaardeerd als hij iets bereikt heeft. Mensen die dat doen, zijn ook succesvoller. Zoals Ramid en Reinout. Ze zeggen op een niet vervelende manier: ik heb dit bereikt. Zonder omwegen, dat werkt. Dat is een mooi uithangbord en heeft een goede impact op de industrie in zijn geheel.”

Gepubliceerd in VM