Gepubliceerd in Vrij Nederland.
Ze halen landbouwgrond uit de markt, beginnen samen een Herenboerderij of planten heggen langs boerenakkers. Op allerlei manieren helpen burgers om landbouw natuurvriendelijker te maken. Wat kunnen zij beter dan de overheid of de boer zelf?
Dit jaar lieten vier boeren hun land bewerken door stichting Hoopheggen, die het Nederlandse landschap milieuvriendelijker wil maken door het planten van heggen. Ze kregen vrijwilligers op bezoek die tientallen meters heg aanlegden langs de weilanden. Met minstens vier verschillende inheemse plantensoorten door elkaar moeten de heggen broedplaatsen worden van biodiversiteit. Ze houden mineralen vast en trekken insecten en paddenstoelen aan die goed zijn voor de bodem en het vee. En ze zorgen ook nog eens voor betere wateropvang en luchtfiltering. Honderden vrijwilligers helpen mee met de stichting, en er kwam zo al ruim 10.000 meter aan heggen bij dit jaar.
Ook andere organisaties helpen boeren om meer permanente begroeiing langs hun weilanden te planten, zoals de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap en stichting Heg & Landschap. Andere betrokken burgers beginnen met honderden huishoudens samen een eigen duurzame boerderij, ondersteund door stichting Herenboeren. Of ze halen landbouwgrond ‘uit de markt’ door gezamenlijk landbouwgrond aan te kopen om die goedkoop of gratis te verpachten aan wat zij zien als natuurvriendelijke boeren.
Het heeft volgens landbouweconoom Krijn Poppe wel wat weg van de eerste verschijnselen van de energietransitie. ‘Zoals de eerste burgers met zonnepanelen of warmtepompen.’ Poppe schaart de organisaties allemaal onder de noemer ‘derde middenweg’, vroeger ook wel ‘corporatisme’ genoemd. ‘Je kunt de samenleving ordenen via de markt of via de overheid. Maar mensen kunnen ook zichzelf organiseren. De burgers achter deze landbouwbewegingen vinden dat de transitie niet snel genoeg gaat als het van de overheid of de grote spelers moet komen. Dus slaan ze zelf de hand aan de ploeg.’
Het voortbestaan van deze bewegingen hangt natuurlijk vooral af van de vraag of ze het kúnnen, die burgers. Weten zij iets houdbaars toe te voegen aan wat de overheid en de markt al doen? En hoé dan?
Zelf de hand aan de ploeg slaan gebeurt het meest letterlijk bij de Herenboerderijen. Met zo’n tweehonderd huishoudens beginnen burgers één boerderij en bepalen in coöperatievorm wat en hoe er wordt verbouwd. Doen zij zo niet wat de overheid vaak wordt verweten: voorbijgaan aan de professionaliteit van de boer? Herenboerderijen-oprichter Geert van der Veer vindt van niet. Hij wil huishoudens juist zo direct mogelijk bij de boerenpraktijk betrekken. Bij elke Herenboerderij – er zijn er in Nederlands inmiddels veertien in bedrijf en 37 in ontwikkeling – zijn één of twee professionele boeren in dienst, gedetacheerd door de stichting Herenboeren. ‘We hebben het bewust zo opgezet dat burgers een wensenlijstje invullen en daarover de dialoog voeren met boeren. Over wat wel en niet kan en wat daarvan de consequenties zijn, zoals misschien een verhoogde contributie.’
Voordat Van der Veer in 2013 Herenboeren begon, liep hij jaren mee in organisaties als de Land- en Tuinbouworganisatie en de Limburgse tuinbouw en landbouwbond. ‘In de sector is het nu zo dat alle maatschappelijke wensen over dierenwelzijn, milieu en bodem terechtkomen op de schouders van een paar individuen. Die ondernemers moeten dat op hun land allemaal maar realiseren. In de supermarkt betaalt de burger ondertussen wel een zo laag mogelijke prijs.’
Dat is bij de Herenboeren anders. Volgens Van der Veers samenvatting gaan honderden huishoudens samen om de boer heen staan. Daarbij proberen ze overigens ook nog allemaal circulair te worden. ‘Input nul,’ zegt Van der Veer. Of dat haalbaar is, weet hij niet, maar de Herenboerderijen beloven er in elk geval elk jaar een stapje naartoe te zetten. Het helpt natuurlijk om landbouwgrond te verduurzamen.
Maar het meest waardevol vindt Van der Veer de betrokkenheid van burgers. ‘Het is fantastisch dat wij nu tienduizend huishoudens uitleggen wat de consequenties zijn van vogelgriep. Twee jaar geleden was het 41 graden in Nederland en zag je de rode kool verbranden. Als je dat meemaakt, voel je je onderdeel van een systeemafhankelijk natuurverhaal. Is er nog wel genoeg water? Die verbinding met je voedsel is volgens mij een transitieversneller voor het héle voedselsysteem.’ Met het bedrijfsmodel van Herenboeren voldoet een boer makkelijker aan de wensen van de maatschappij. Dat is bijna onmogelijk in het gangbare verdienmodel, met fluctuerende wereldmarktprijzen en een al ver omlaag gedreven kostprijs. ‘Voor een boerderij zijn gigantische investeringen nodig met een rendement van vaak maar 0,5 tot hoogstens 1,5 procent,’ zegt Van der Veer. ‘Een deel van de boeren lukt het niet eens om een positief inkomen over te houden.’
Landbouwgrond uit de markt halen
Er staat boeren meer in de weg, zoals de weten regelgeving. ‘Die stuurt niet op doelen, maar is tot op maatregelniveau uitgewerkt,’ zegt Van der Veer. Zo is, vindt hij, de overheid op de stoel van de boer gaan zitten. ‘Je kunt geen vrij ondernemerschap meer uitvoeren.’ Om ook dat knelpunt voor duurzame landbouw weg te nemen, richtte Van der Veer in 2020 de Boerenraad op.Gesteund door verschillende natuurbewuste boerenorganisaties gaat hij het gesprek aan met de overheid. Van der Veer werkt daarnaast nog aan een netwerk tussen kennisinstellingen en landbouwinstituten, voor de transitie naar natuurinclusieve landbouw.
De laatste vereiste voor die transitie is volgens Van der Veer betaalbare toegang tot grond. Ook daar is hij druk mee bezig. In 2020 begon hij met drie andere organisaties stichting Aardpeer, die gezamenlijk grond opkoopt om te verpachten aan boeren. Afgelopen jaar kregen ze daarvoor tien miljoen euro bij elkaar van beleggers en burgers. Van der Veer: ‘Ook via de grond kun je burgers weer verbinden met hun voedsel.’ Maar de stichting is er vooral om landbouwgrond uit de markt te halen, een markt waar de grondprijzen hoog zijn en maar blijven stijgen. ‘In Nederland betalen we op sommige plekken al meer dan een ton voor een hectare landbouwgrond, terwijl die prijzen in het buitenland zijn gemaximeerd op bijvoorbeeld vijfduizend euro. De pachtprijs is nu zo’n twee procent van dat geïnvesteerde vermogen. Daarbij maakt het niet uit of je de grond duurzaam bewerkt of niet.
Dat geeft verkeerde prikkels,’ vindt Van der Veer. De pacht die boeren voor grond van stichting Aardpeer moeten betalen, sluit aan bij hun duurzame boerenbedrijfsmodel. Zo wil Van der Veer weer geld in de bodem stoppen in plaats van dat eruit te trekken. ‘Er is steeds meer geld gekomen en steeds minder natuur. Wat wij moeten doen, is die omslag maken.’ Investeerders krijgen maximaal 1,5 procent rendement. Het lijkt van der Veer het mooiste als ze hun geïnvesteerde geld nooit meer terug zouden kunnen vragen, maar dat is nu nog een juridische onmogelijkheid. ‘Een eeuwigdurende obligatie mag niet van de AFM. Maar we zoeken door.’
De afgelopen jaren zagen meerdere organisaties het licht die landbouwgrond uit de markt willen halen. Als burger kun je inmiddels via allerlei partijen land opkopen en verpachten aan boeren. Hoe het land wordt verdeeld, verschilt per organisatie. Eigenen burgers zich als landbouwleek zo niet te veel macht toe? Landbouweconoom Krijn Poppe maakt zich daar niet zo’n zorgen over. ‘Burgers zijn niet dom en kunnen zich wapenen met kennis. Bill Gates weet ook niets van malaria en doet op dat gebied toch goede dingen.’ Bovendien ziet Poppe nog genoeg concurrentie. ‘Het wordt pas een probleem als één of twee aanbieders zeggen hoe het moet in dit land. Maar vooralsnog bruist het van de initiatieven.’
Een stapje terug
Dat was twee jaar geleden nog anders, toen Dido van Oosten en David van den Berg bedachten dat er een organisatie moest komen om landbouwgrond opnieuw te verdelen. ‘Zoiets bestond toen nog niet,’ zegt Van Oosten. Dat hun stichting Kapitaloceen inmiddels wordt omringd door organisaties als Land van Ons, stichting Lenteland, Grond van Bestaan en stichting Aardpeer, is alleen maar goed voor de diversiteit, vindt
ze. De opbouw en aanpak van elke organisatie is immers anders. Van Oosten en Van den Berg zagen op de biologisch-dynamische landbouwschool dat kleinschalige ecologische boeren, met in hun kielzog insecten en ander leven, nauwelijks nog toegang kregen tot land. In ruil voor nul euro pacht moeten boeren op Kapitaloceengrond aan één eis voldoen: slechts 10 procent van het land mag worden gebruikt voor productie. De helft van het land is voor nietmensen en de overige 40 procent voor een mix van mens en ander leven. Want het samenleven met andere aardbewoners zijn we volgens Van Oosten een beetje verleerd. ‘Het is ons zó aangeleerd dat we alles maar kunnen pakken en kunnen heersen over alle ruimte. Ik denk dat we een stapje terug moeten zetten, op heel veel gebieden.
Naast die ene regel over de indeling van het land mag de boer zelf bepalen wat hij ermee doet. Ook Kapitaloceen wil juist niét op de stoel van de boer gaan zitten. ‘Die autonomie vinden we heel belangrijk. De boer is vaak speelbal geweest. Dan wordt er top-down van alles bepaald door mensen die er eigenlijk niet zoveel van weten. Wij vertrouwen juist de boer die met zijn handen in de aarde zit. Die weet vaak wat goed is.’ Voor nieuwe stukken grond richt stichting Kapitaloceen zich vooral op zogeheten Community Supported Agriculture-boeren. Deze boeren, met een abonnementsmodel op voedselpakketten waardoor ze voedselverspilling voorkomen en de risico’s delen met klanten, bestaan in de VS al lang en zijn nu in Nederland in opkomst. ‘Het zijn er al een stuk of driehonderd, en het is een hele leuke groep,’ zegt Van Oosten. ‘Ze hebben vaak niet meer dan één hectare land, deels omdat ze vaak alles met de hand doen.’ Slechts 10 procent productie betekent een flinke afname van de Nederlandse landbouw. Geen probleem, vindt Van Oosten, juist nodig. ‘Er wordt nu zoveel land “platgespoten” om voedsel te exporteren voor prijzen die ook buitenlandse markten weer verpesten.’
Maar ze wil niet dat het Kapitaloceenmodel overal wordt uitgevouwen. ‘We willen gewoon ruimte creëren voor het idee dat mensen onderdeel zijn van de natuur en er niet buiten staan.’ De eerste 4 ton voor het kopen van grond hadden van Oosten en Van der Berg binnen een paar maanden bij elkaar. Ze kochten een stuk land van 4,5 hectare met fruitboomgaard dat ze zelf gaan beheren. Eigenbelang? Ze vinden van niet. De twee zijn al bezig om meer land aan te kopen voor nieuwe boeren en ze mogen zelf natuurlijk ook maar 10 procent van de oude fruitboomgaard gebruiken voor productie.
Ze maken nu plannen voor een sociale pluktuin, waar mensen volgens hun eigen prijzen zelf fruit, kruiden en groenten mogen komen oogsten. De rest van het land geven ze graag terug aan niet-menselijke wezens. Dat is ook wel nodig, merkten ze toen ze na de koop hun grond eens beter gingen bekijken. Ze vonden zoveel stukjes plastic in de aarde dat ze de vorige boer vroegen hoe die daar terecht waren gekomen. Oh, dat waren de oude bakjes van aardbeien, vertelde de boer doodleuk. Die ploegde hij altijd gewoon met de oude aarde mee de grond in.
Stichting Kapitaloceen krijgt af en toe donaties, maar heeft verder geen inkomstenmodel om de leningverstrekkers snel terug te betalen, als ze daarom zouden vragen. ‘Dan moeten we meer geld lenen.’ Dat vindt Van Oosten niet erg. ‘Er is zoveel geld in Nederland! Daarover kun je een gesprek voeren: je hebt kapitaal, wat doe je ermee?’ Over een lening aan Kapitaloceen krijgen mensen geen rente. ‘We vinden het een goed idee dat je er niks mee kunt verdienen, dat kapitaal niet accumuleert.’ Mocht het niet lukken om de leningen terug te betalen, dan moet Kapitaloceen in het uiterste geval de grond weer verkopen. ‘Maar ons idee is dat de grond juist nooit meer in de markt komt.’
Boeren zijn net mensen
Op kleine schaal halen heggen ook landbouwgrond uit de markt. De boer kan op die plek immers geen voedsel meer produceren. Hoewel Hoopheggen bij sommige boeren eetbare heggen aanlegt, waar mensen uit de stad met een abonnement noten, kruiden, bessen en bloemen uit mogen komen oogsten. Bovendien krikken heggen op allerlei manieren de productie van het omliggende land op. Toch hebben gangbare boeren over het algemeen weinig motivatie om een heg, boom of ander obstakel op hun weiland te plaatsen, zegt Jaap Dirkmaat. Hij is directeur van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap (VNC), met grofweg hetzelfde doel als Hoopheggen. Door het aanplanten van meer inheemse begroeiing hopen de twee clubs het oude coulissenlandschap vol heggetjes en leven tussen de nu zo monotone weilanden weer een beetje te herstellen.
Hoopheggen gaat daarvoor vooral met burgers zelf het land op. De VNC probeert de overheid ‘in de nek te hijgen’. Landschap herstellen is eigenlijk een overheidstaak, vindt Dirkmaat. Het was immers de Nederlandse overheid zelf die de akkers na de Tweede Wereldoorlog zo kaal en strak trok, voor een efficiëntere voedselvoorziening. Dirkmaat: ‘De landinrichtingsdienst maakte er bioscoopjournaaltjes over en dwong af: zompig weiland? Drainage erin. Houtwal eruit voor prikkeldraad. Kippen buiten? Liever een legbatterij. En de beken lekker recht. Er is geen land op aarde met zo weinig natuurlijke beken.’ De VNC komt voort uit stichting Das & Boom, die sinds 1981 de rechten van de das en andere organismen verdedigde die in de verdrukking kwamen toen hun leefgebied afnam. In de afgelopen decennia spande de club meerdere rechtszaken aan tegen overheden die wilden bouwen ten koste van de natuur. Daar moest mooi landschap voor terugkomen. ‘Ga je iets aantasten? Prima, maar dan moet je het ergens anders ook mooi maken,’ zegt Dirkmaat. ‘Wij dwingen dat af. Want niemand anders doet het.’
Rechters oordeelden inmiddels al zo vaak dat er compensatie moest komen, dat rechtszaken inmiddels niet meer nodig zijn. Dirkmaat: ‘De overheid probeert die nu te voorkomen en we bepalen met handjeklap hoeveel compensatie er komt.’ Boerenlandschap mooi maken betekent in de ogen van Dirkmaat dat er weer heggen komen, maar ook knotbomen, bloemrijke slootranden en graskruidenstroken. Omdat dit ten koste gaat van landbouwgrond, komt de VNC altijd met een zak geld langs. ‘Als je een boer meer betaalt dan voor aardappelen, gaat hij het doen. Een ondernemer denkt efficiënt na. Boeren zijn net mensen.’
Een groot gebied dat de VNC met anderen ‘mooi’ heeft gemaakt, is de Ooijpolder, 500 hectare boerenlandschap bij Nijmegen. Langs de hagen en sloten loopt twaalf kilometer wandelpad, zodat ook recreanten ervan kunnen genieten. Geld hiervoor kwam van het ministerie van VROM en LNV, van de provincies en van vaste donateur de Postcodeloterij. Elders in het land komt geld vaak van overheden en projectontwikkelaars, ter compensatie van bijvoorbeeld een nieuwbouwwijk of kassencomplex. De vereniging telt zo’n drieduizend leden. Dirkmaat: ‘Dat zijn jagers, vissers of campinghouders. Maar ook mensen uit de randstad van tienhoog achter.’ De wandelen fietspaden ontsluiten het boerenlandschap voor burgers. ‘Dan ziet iemand de boer misschien spuiten en vraagt: waarom doe je dat nou? “Nou, omdat jij altijd van die laaggeprijsde producten wilt.”’
Maar nog belangrijker dan het contact tussen burgers en boeren vindt Dirkmaat het op de vingers tikken van de overheid. Laatst was er weer een projectontwikkelaar die de groenstroken langs zijn bouwgrond tegen de afspraken in had weggemaaid. ‘Daar zaten allerlei dieren: padden, kikkers, salamanders, dassen. Wíj moeten dan bellen en zeggen dat er moet worden gehandhaafd of gecompenseerd.’ Dat zou niet nodig moeten zijn, vindt Dirkmaat. ‘De verplichting tot compensatie moet in de wet worden vastgelegd.’
Land uitdelen
Niet alles wat de burgerbewegingen doen, kan de regering of de markt regelen. Bij het heggen planten of meebeslissen over een eigen boerderij geven burgers vooral extra tijd, geld en aandacht. Daar hebben burgers met velen samen soms meer van over dan de gemiddelde boer of de overheid. In een club of beweging komt er wellicht ook meer toewijding vrij dan burgers (kunnen) laten zien bij de supermarktkassa of in het stemhokje. De ‘derde middenweg’ is in de VS veel meer gemeengoed, zegt landbouweconoom Krijn Poppe. ‘Daar is het vertrouwen in de overheid lager. Oplossingen voor zoiets als CO2-uitstoot zoeken Amerikanen vaak in de markt of bij community processen. Ze staan dus veel meer open voor dit soort initiatieven. Wie daar rijk is, hoort er iets mee te doen voor de maatschappij.’
Burgers kunnen soms ook beter helpen dan de overheid omdat zij minder gebonden zijn aan wet- en regelgeving. Waar de overheid grond moet aanbesteden, kan een organisatie als Aardpeer land uitdelen op basis van zelf opgestelde regels. Dat is soms ook een uitkomst voor boeren, zegt Alex Datema. Hij is voorzitter van Boerennatuur, een verenging die ruim tienduizend boeren helpt met natuur- en landschapsbeheer in het eigen bedrijf. ‘Organisaties als stichting Aardpeer en Land van Ons zijn flexibeler dan de overheid en kunnen boeren zo helpen om hun bedrijf meer natuurinclusief in te richten. Anders dan de overheid hoeven zij niet te voldoen aan regels over staatssteun.’ En ze beoordelen de boeren minder zwart-wit op zoiets als natuurvriendelijkheid. Datema: ‘Bij de overheid voldoe je wel of niet. Er zit niets tussenin. Bij stichting Aardpeer kunnen ze 95 procent toch goed genoeg vinden.’
Datema hoort in boerenkringen weinig negatiefs over de burgerbewegingen. Zelf vindt hij het vooral een mooie manier om burgers, maatschappij en landbouw te verbinden. ‘Het is de truc om een goede match te vinden. Ik denk dat we als landbouw alleen maar winst boeken met dat soort relaties met de maatschappij.’ Een dreiging van burgers die op de stoel van de boer gaan zitten bij het verdelen van land, ziet Datema niet. ‘De boer blijft echt baas op zijn eigen bedrijf en krijgt alleen een aantal restricties mee. Hij kan zelf kiezen of hij mee wil doen.’ Met die instelling wijst ook stichting Aardpeer land toe aan boeren, vertelt Van der Veer. ‘De overheid heeft altijd beleid dat voor iedereen hetzelfde is. Wij willen juist maatwerk geven.’ Hij stuurt daarom niet op maatregelen, maar op doelen. De plannen van boeren moeten voor stichting Aardpeer natuurgedreven, sociaal verbonden en economisch gedragen zijn. ‘Het is een combinatie van plek, mens en bedrijf,’ zegt Van der Veer. ‘Het individuele plan tussen bodem en mens – kan ik hier iets voortbrengen, of moet ik me meer op natuurwaarde richten? – bepaalt wat er uiteindelijk aan pacht betaald kan worden.’
Het beoordelen van al die individuele plannen kost wel veel tijd. Voor de eerste opgehaalde 7,2 miljoen kwamen binnen drie weken 73 plannen binnen. Ze werden allemaal bekeken door de vier organisaties achter stichting Aardpeer: Herenboeren, Triodos Regenerative Money Centre, Wij.land en stichting BD Grondbeheer, dat al op een vergelijkbare manier grond verpachtte aan biologisch-dynamische boeren. Uiteindelijk wil Van der Veer dat beoordelingswerk overlaten aan een breed maatschappelijk platform. ‘Daar zullen ook burgers bij zitten, maar het gaat wel om deskundigheid.’ Ook andere ontwikkelingen in de sector gaan intussen gewoon door, zoals het verder opschalen van grote boerderijen. In de VS leidde de concurrentie op kostprijs al tot bedrijven met tienduizend koeien. ‘Tegelijkertijd vind je in New York boerenmarkten met wel héle leuke prijzen. Dat staat Nederland misschien ook wel te wachten,’ zegt Krijn Poppe. Voor meer afstemming tussen burgers en boeren ziet hij vooral toekomst in de grote stadsmetropolen. ‘In het Groene Hart, Brabant, Gelderland en Overijssel zijn gebieden flink aan het verstedelijken. Daar krijg je misschien meer menging van landbouw met recreatie en natuur.’
Dit artikel verscheen in Vrij Nederland, hier ook te beluisteren.