Gepubliceerd in Binnenlands Bestuur.
Lokale overheden willen CO2-uitstoot verlagen door die hoger te beprijzen. Zo heeft de provincie Utrecht de prijs van CO2-uitstoot verhoogd van een paar tientjes naar maar liefst 875 euro. Werkt dat? ‘We doen er alles aan om de groene variant aantrekkelijk te maken.’
‘Ze vonden de CO2-prijzen waarmee gewerkt werd astronomisch laag’, vertelt Alexander Heusschen, strategisch beleidsadviseur klimaat bij de provincie Utrecht. ‘De prijs lag toen tussen de 20 en 80 euro voor de uitstoot van een ton CO2. Deze prijsmethode stamde eigenlijk nog uit een berekening van vóór het Klimaatakkoord van Parijs en ging uit van de twee graden-doelstelling.’ Tijd voor een andere aanpak van CO2-beprijzing dus.
De Utrechtse Gedupeerde Staten vroegen het Klimaatverbond Nederland te adviseren over een goede CO2-prijs. Op basis van een berekening van het Duitse milieuministerie stelde het Klimaatverbond voor de uitstoot van CO2 of andere broeikasgassen (samengevat als CO2-equivalent) een bedrag voor van 875 euro per ton. ‘In die prijs zitten ook de maatschappelijke kosten van de uitstoot verdisconteerd’, legt Heusschen uit.
De provincie nam de ruim tien keer zo hoge uitstootprijs over. Dat klinkt indrukwekkend, maar de prijs is in praktijk nog weinig toegepast. ‘We gebruiken deze prijs alleen in maatschappelijke kosten-batenanalyses voor investeringen boven de 15 miljoen euro in het mobiliteitsdomein’, zegt Heusschen. ‘Dat gebeurt maar enkele keren per jaar, bijvoorbeeld bij een beslissing over de aanleg van een nieuwe brug.’
In deze beslissing zou de interne CO2-prijs dus geen effect hebben gehad
Groenste variant
De prijs wordt dan niet echt betaald, maar speelt wel een rol in de voorselectie van aanbestedingen. De nieuwe prijs had bijvoorbeeld effect kunnen hebben als die al was ingevoerd toen de provincie eind 2022 plannen maakte om de N201 veiliger en toegankelijker te maken. Achteraf keek de provincie of dat inderdaad verschil had gemaakt. Dat bleek niet het geval. ‘Alle opties bleken duurzamer dan de huidige situatie en er was al voor de groenste variant gekozen’, zegt Heusschen. ‘In deze beslissing zou de interne CO2-prijs dus geen effect hebben gehad, maar het liet wel duidelijk zien dat duurzame opties met deze prijs nadrukkelijk beter scoren.’
Een hoge interne CO2-prijs laat de uitstoot zwaarder meewegen ten opzichte van andere afwegingen. Heusschen: ‘Dat is altijd een hele trits: ecologisch, economisch, bereikbaarheid, geluidsoverlast en zelfs het aantal verkeersdoden spelen allemaal mee bij mobiliteit. Het kan nog steeds zo zijn dat in een politieke beslissing de bereikbaarheid van een locatie hoger wordt aangeslagen dan de CO2-uitstoot. Maar we doen er zo wel alles aan om de groene variant aantrekkelijk te maken.’
Volgens Heusschen leidt een hogere interne prijs tot een wezenlijk andere aanpak. De 100 tot 140 euro per ton CO2-uitstoot bijvoorbeeld die de Unie van Waterschappen aan haar leden adviseert, noemt de klimaatadviseur een ‘preventieprijs’. ‘Je kijkt dan welke investering je zou moeten doen om te voorkomen dat je met een beslissing meer CO2 uitstoot. Wij hebben gekozen voor een maatschappelijke prijs. Daarmee kijk je breder, bijvoorbeeld ook naar de effecten in Azië of die op generaties na ons.’
Doen ze het om goed te doen of om risico te voorkomen?
Schaduwberekening
Interne prijskaartjes voor uitstoot kunnen inderdaad flink verschillen, ziet Karen Maas, bijzonder hoogleraar accounting en duurzaamheid aan de Open Universiteit. Maas pleit al jaren voor het beprijzen van CO2 en om externe kosten te internaliseren: ‘Bijna alle grote bedrijven doen dit al. Maar de prijzen waarmee ze werken variëren van heel vooruitstrevend tot laten we maar zeggen “een beetje beperkt”. Dat hangt ook samen met de motivatie. Doen ze het om goed te doen of om risico te voorkomen?’
Voor veel bedrijven geldt dat laatste. Ze nemen een CO2-prijs vooral mee in hun schaduwberekening om wetgeving voor te zijn. Maar Maas ziet ook bedrijven die willen dat uitstootvermindering een stem krijgt in bijvoorbeeld beslissingen over het ontwerp van producten. ‘Dan zul je hogere prijzen gaan rekenen. Bedrijven als DSM en Alliander rekenen hun designers echt af op uitstoot en nemen een hoge CO2-prijs mee in investeringsbeslissingen.’
Ze vindt het veelzeggend dat de provincie Utrecht met hoge CO2-prijzen rekent. Nu de gevolgen van uitstoot zichtbaarder worden, begint het volgens Maas bij veel gemeenten te rammelen. Ze is vanuit het Impact Centre Erasmus bezig met het sturen op impact voor de gemeente Amsterdam. ‘Als het een risico wordt dat de Houthavens onder water komen te staan, komt het heel dichtbij.’
Amsterdam wil met een interne CO2-prijs van 418 euro sturen op meer klimaatneutraal en circulair beleid. ‘Een groot voordeel van zo’n prijs in euro’s is dat iedereen die begrijpt’, zegt Judith Strik, duurzaamheidsadviseur bij de gemeente Amsterdam. ‘Een ton CO2-uitstoot is niet zo aansprekend.’
Investeringskeuze
Ook in Amsterdam weegt de CO2-prijs alleen nog mee bij investeringen en heeft die nog geen invloed op inkoopbeleid en aanbestedingen, benadrukt Strik en geeft daarbij het voorbeeld van een investering in veerponten. ‘Door de CO2-prijs wordt inzichtelijk dat de keuze voor elektrische ponten op de lange termijn voor de maatschappij goedkoper is dan bijvoorbeeld diesel-veerponten. Vervolgens wordt een aanbesteding gedaan voor elektrische ponten en zoals alle andere aanbestedingen in de markt gezet. Er komt bij deze aanbestedingen geen CO2-prijs aan te pas. Enkel de vraag die we stellen aan de markt is anders geworden door de andere investeringskeuze.’ Het leidde in Amsterdam uiteindelijk tot de keuze om geen dieselponten meer te kopen. Nieuwe veerponten worden nu elektrisch aangeschaft.
Er wordt dus geen echte CO2-prijs betaald, maar de gemeente koopt nu wel minder luchtvervuilende voertuigen. Is dat heel anders dan daadwerkelijk betalen voor minder CO2-uitstoot? Volgens Maas niet. ‘Als je CO2-uitstoot meeweegt in je investering en je komt daardoor tot een andere investering, is het een fictief verschil.’ Er zijn ook organisaties die daadwerkelijk intern een potje beschikbaar hebben om extra betalingen voor het voorkomen van CO2-uitstoot vergoed te krijgen. ‘Dat kun je zien als een soort subsidie, maar dan intern’, zegt Maas. ‘Dat kan bij een provincie of een gemeente best belangrijk zijn, omdat daar vaak verschillende potjes zijn. Een potje van vastgoed wordt dan gematchd met een potje voor CO2-uitstoot uit de duurzaamheidsafdeling. Dat is op korte termijn fijn, maar het werkt wel afremmend voor waar je uiteindelijk naartoe wil: CO2-uitstoot integraal meenemen.’
Pilot
De gemeente Utrecht heeft inmiddels zo’n potje. Daarmee willen ze nog een ‘paar stappen verder zetten’ dan hun eigen provincie. De stad wil dezelfde 875 per ton uitstoot rekenen, maar die euro’s ook daadwerkelijk beschikbaar stellen. Dat gebeurt nu in een pilot, voor het verduurzamen van vastgoed. Reguliere ontwikkelingsprojecten krijgen de opdracht om uit te zoeken of er bovenop de reguliere bouw of verbouw extra maatregelen mogelijk zijn met 875 euro per ton CO2-reductie. Er wordt dan een ‘levensduurkosten-analyse’ gemaakt om uit te vinden hoeveel energie er over de levensduur van het pand bespaard kan worden, binnen een additioneel budget van 0,4 miljoen euro per jaar. Dat kan besteed worden aan vijf gebouwen die in de pilot meedoen en wordt pas aangebroken als alle berekening gemaakt zijn.
“Zo maken we een directe verbinding tussen de klimaatdoelstelling CO2 reduceren en de meest limiterende factor daarin, namelijk beschikbare financiële middelen”, zegt een woordvoerder. ‘Maar dan wel met flexibiliteit, ruimte voor innovatie en met de kans voor de markt om kennis en kunde in te brengen.’ Het gaat nog om een pilot, omdat het wel vrij ingewikkelde berekeningen zijn en dus veel vraagt van de organisatie en de markt. Bij succesvolle eerste resultaten wil de gemeente de methode breder toepassen. ‘De methode is ook toepasbaar voor buurthuizen, theaterzalen, nieuwbouw en monumenten. En de methode is zelfs niet begrensd tot vastgoed.’ Tot nog toe geldt de uitstootprijs alleen voor het besparen van energie, maar de gemeente werkt ook een methode uit voor circulair bouwen. ‘Dan kunnen in de toekomst ook investeringen in biobased materialen of houtbouw worden meegewogen.’
Ook Amsterdam is van plan om de inzet van de interne CO2-prijs verder uit te breiden. De interne prijs werd aanvankelijknog weinig gebruikt, namelijk alleen vrijwillig. ‘De keuze voor duurzaam betekende dan vooral extra werk’, zegt een Judith Strik in een webinar voor het Klimaatverbond Nederland. Het uitrekenen van de CO2-voetafdruk van een project vergt nou eenmaal kennis en capaciteit. Sinds april 2023 geldt daarom dat voor elke investering de CO2-impact berekend moet worden. Ook zit Amsterdam in een Europees samenwerkingsproject om kennis te vergroten en ervaring op te doen met CO2-beprijzing: DeCarb-Pro.
Bouwsteen
Ook de provincie Utrecht heeft verdere ambities. Heusschen: ‘Provinciale Staten vroegen eind 2022 al om een reële prijs die ook zou gelden in andere delen van de organisatie. Daar zijn we eigenlijk nu pas aan toe. Kunnen we die prijs behalve in het mobiliteitsdomein ook gaan hanteren in bijvoorbeeld onze eigen bedrijfsvoering en andere, geëigende domeinen van de provincie? Zodat we bij alle investeringsbeslissingen de verschillende alternatieven naast elkaar kunnen zetten en aan de hand van verschillende prijzen kunnen komen tot het groenste project?’
Intern heeft alleen de voorbereiding voor de nieuwe CO2-prijs al voor het nodige bewustzijn gezorgd. ‘Er is een bouwsteen gelegd’, zegt Heusschen: ‘Beleidsmensen die hier dagelijks mee werken, zijn veel meer gaan nadenken over wat onze beleidskeuzes en investeringen voor effect hebben op mondiaal niveau en op de generaties na ons. CO2 blijft vaak het ondergeschoven kindje, vaak verstopt in de bijlagen van de paperassen. Als deze prijs straks in alle beleidsdocumenten staat, laat dat zien dat alle beslissingen die we nemen of keuzes die we als organisatie maken gevoed worden door een positieve maatschappelijke bijdrage.’