Duurzaamheid

Tweedehands beton is niet stuk te krijgen

Gepubliceerd in Trouw.

Vijftig jaar oud beton kan prima worden hergebruikt in de Nederlandse infrastructuur. Dat komt goed uit, want veel viaducten en wegen zijn straks aan vervanging toe.

Vrijwel niemand zal er gek van opkijken in de havens van IJmuiden. Op een met hekjes omheind terrein liggen meterslange H-vormige betonnen balken op een rij. Ze wachten op de start van een bouwproject, maar ze zien er met enkele roestplekken en afgebrokkelde randen niet nieuw uit. Juist dat maakt ze bijzonder. Deze ‘liggers’ worden hergebruikt.

De balken komen uit een viaduct uit de A9 en worden straks terug gestopt in viaducten langs de A44. Dat soort hergebruik is een novum in de Nederlandse infrastructuur.

Projectleider Ruud Nijland  van Rijkswaterstaat loopt naar het betonnen uitstalling, volgens de voorschriften keurig gehuld in een veiligheidskleren inclusief helm. “Niet echt nodig vandaag, want er zijn geen werkzaamheden. Maar het is voor mijn kale hoofd wel prettig”, grapt hij. “Het waait hier altijd.”

Rondom het terreintje steken windmolens en schoorstenen omhoog, voor de productie van staal en nieuw beton. De industrie wisselt soms restproducten uit. Er worden bijvoorbeeld hoogovenslakken uit de schoorstenen van Tata Steel gemengd door nieuw beton. Betonproducenten experimenteren ook flink met hernieuwbare of biobased materialen, die weer bijgroeien. Denk daarbij aan bouwmaterialen gemaakt van dierlijk materiaal of van schimmels, planten of bacteriën. Zo probeert de sector te verduurzamen.

Maar de stukken beton die hier in weer en wind liggen opgeslagen, zijn voor die verduurzaming nog een stuk innovatiever en vooruitstrevender. Voor het aanleveren van hergebruikte onderdelen heb je immers geen enkele schoorsteen nodig. Deze vijftig jaar oude ‘liggers’ passen nog prima in nieuwe viaducten. “Dit ontwerp was destijds al een helemaal uitgewerkt proces”, zegt Nijland. “De H- of omgekeerde T-vorm maakt ze stevig en licht en ze gaan wel honderd jaar mee.”

Sloopkogel

Maar als een viaduct al voor die tijd aan nieuwe verkeerssituaties aangepast moet worden, gaat vaak de sloopkogel er tegenaan. De zorgvuldig ontworpen liggers eindigen dan vergruisd als fundering onder de weg, waar ook veel laagwaardiger materiaal voor gebruikt kan worden. Nijland: “En dat terwijl beton eeuwig blijft uitharden. Zo’n ‘tweedehandsje’ is dus eigenlijk sterker dan een nieuwe ligger.”

Er is ook nog een andere belangrijke reden om onderdelen uit infrastructuur te hergebruiken, zegt universitair docent Tom Coenen van de Universiteit Twente. Hij is meegekomen naar de liggers omdat hij dit project van Rijkswaterstaat graag aanwijst als hét voorbeeld van circulaire infrastructuur, het onderwerp waar hij de afgelopen jaren zijn proefschrift over schreef. “Veel infrastructuur in Nederland is over twintig tot dertig jaar aan vervanging toe. Die vernieuwingsopgave wordt totaal onderschat, maar met onze huidige aanpak hebben we daar helemaal niet genoeg mensen en materialen voor beschikbaar.”

Met het hergebruik van nog goede onderdelen hoeft er een stuk minder vernietigd en geproduceerd te worden. Dat voorkomt kosten en mankracht, maar ook uitstoot en grondstoffenverbruik. Coenen: “Zo kun je dus tegelijk bijdragen aan veel duurzaamheidsdoelstellingen.” Maar het vraagt wel wat van onze systemen. “Technisch is er al veel mogelijk”, zegt Coenen. “Hergebruik is vooral organisatorisch ingewikkeld, omdat je bijvoorbeeld verschillende sloop- en bouwprojecten aan elkaar moet koppelen.”

Dat deze liggers uit viaducten goed kunnen worden hergebruikt, is al bewezen. Tientallen liggers uit een viaduct in de A7 zijn nu onderdeel van een nieuw viaduct bij Hoog Burel op de A1. Dat leverde per ligger een uitstootbesparing van 97 procent op vergeleken het gebruik van nieuwe liggers. Maar financieel kan dit hergebruik nog niet uit. Nijland: “Je hebt een veel grotere schaal nodig om het efficiënt te kunnen doen. We zijn nu eigenlijk nog aan het oefenen.” Hij wijst op de hier en daar afgebrokkelde randen en uitgehouwen inkepingen om de liggers te kunnen ophijsen. “Dit is gebeurd tijdens de oogst”, zegt hij. “Dat noemen we tegenwoordig geen sloop meer. Deze beschadigingen zijn niet erg, want we korten de liggers toch nog in. Maar dit soort hijshaken zouden we voor een volgende keer ook al van tevoren in de liggers kunnen zetten. Dan wordt het meer een legosysteem.”

Grootschalige opslag

De opslag in de haven van IJmuiden gebeurt nu op een terrein van Rijkswaterstaat zelf. Daar komen dit najaar nog een paar honderd nieuwe liggers bij, die ‘geoogst’ gaan worden uit verschillende viaducten langs de A9. Uiteindelijk kan een grootschaliger opslag van dit soort bouwonderdelen misschien beter worden overgelaten aan de markt, denkt Nijland. “Maar dat testen we nu uit. Hoe we een sluitend businessmodel krijgen.”

De uitwisseling van liggers vindt nu nog plaats tussen verschillende projecten – namelijk die van oude en nieuwe viaducten –  van Rijkswaterstaat.  Nijland: “De vraag is nu of dat ook helemaal door de markt geregeld kan worden. Coenen knikt: “Het kan ook gaan om een uitwisseling tussen verschillende overheden.”

Volgens Coenen biedt juist de infrastructuur kansen voor circulaire vernieuwing, want de opdrachtgevers zijn hier immers overheden. En die zijn soms heel vooruitstrevend. Coenen noemt de provincie Noord-Holland, met een initiatief om bruggen flexibel en demontabel te maken, en Gemeente Amsterdam, die voor de vernieuwing van vele kademuren kijkt naar opschaalbare oplossing die bijdragen aan circulariteit. Maar om circulaire infrastructuur echt van de grond te krijgen moeten de verschillende overheden meer gaan afstemmen wat zij precies willen met circulaire infrastructuur. Coenen: “Er bestaan nog veel verschillende definities van wat circulariteit precies is. Zo kunnen marktpartijen hier niet goed op inspelen. Bouwbedrijven gaan niet investeren in het hergebruik van liggers als de overheid over tien jaar kan besluiten om alles met biobased materialen te gaan doen. Er is meer coördinatie nodig.”

Schakels in de keten

De markt doet wel al graag mee aan circulaire pilotprojecten, zegt Nijland. Voor dit project zette Rijkswaterstaat in 2019 een opdracht uit voor circulaire viaducten waar ketens van slopers, ontwerpers en aannemers samen een plan voor konden indienen. Dat soort samenwerking is essentieel in circulaire projecten, die altijd meerdere schakels in de keten omvatten. Vanuit verschillende consortia kwamen dertig inschrijvingen binnen. “De sector is enthousiast”, concludeert Nijland. “Er is een enorme drive om de ecologische voetafdruk van beton omlaag te krijgen.”

Bij de twee winnende consortia van sloop- en bouwbedrijven zat ook een producent van liggers, Haitsma. Snijdt zo’n bedrijf zichzelf niet in de vingers, omdat hergebruik van bestaande liggers de verkoop van nieuwe liggers kan drukken?  “Nee hoor”, zegt Nijland. “Zelfs als we alle liggers oogsten, hebben we nóg nieuwe liggers nodig.”

Het is volgens Coenen de laatste belangrijke reden waarom juist de infrastructuur ruimte biedt voor circulaire vernieuwing. In andere sectoren vrezen producenten bij circulaire veranderingen soms voor hun verkoopcijfers. Maar daar hoeven bouwbedrijven niet bang voor te zijn. Coenen: “Er is nog zoveel werk, dat die partijen allemaal nodig blijven.”

Foto’s Patrick Post