Gepubliceerd in Trouw.
Struiken, bomen en poeltjes op het weiland zijn niet erg efficiënt. Toch doen verenigde boeren in de Friese Wouden al decennialang hun best ze te behouden.
Jappie Hooisma’s elzentakken zijn eigenlijk te lang. Ze steken een beetje uit over de draden die hij heeft gespannen langs het weiland. Dat doen ook de bloeiende rozen- en vlierstruiken die zich ertussen hebben gewrongen. “Ik heb het hier anderhalf jaar geleden nog helemaal netjes gesnoeid”, zegt boer Hooisma. “Maar het groeit wel een meter per jaar.”
Aan de overkant van het kleine weiland staat nog zo’n rij bomen en struiken. Ook hier barst het lentegroen uit het daarvoor bestemde vakje. Hooisma hoopt maar dat de zoveelste controleur niet snel weer op de stoep staat. Hij krijgt immers een onkostenvergoeding voor het onderhoud. Maar dan moet hij dat wel duidelijk zichtbaar doen, binnen de lijntjes.
De onkostenvergoeding geeft de boeren uit Nationaal Landschap Noordelijke Friese Wouden een financieel steuntje in de rug voor het in stand houden van het landschap. Op weinig plekken in Nederland ziet het boerenland er nog zo hetzelfde uit als vroeger. Veel weilanden werden in de vorige eeuw via ruilverkaveling verbreed en vlak getrokken, voor een efficiëntere voedselvoorziening. Maar de trotse melkveehouders op de Friese hoge zandgronden waren daar niet voor te porren.
Elsensingels, houtwallen en pingoruïnes
Hun weilanden zijn nog altijd opgedeeld in talloze kleine perceeltjes met daarlangs houtwallen – verschillende bomen en struiken op een verhoogde wal – en elzensingels: een dubbele rij elzenbomen langs een sloot. Vroeger dienden die als begrenzing en als (brand)houtvoorziening. Inmiddels staan ze er omdat boeren zoals Hooisma zich er hard voor maken.
Tussen Hooisma’s weilanden staan niet alleen elzensingels en houtwallen maar liggen ook nog verschillende poelen, sommige nog restanten uit de laatste ijstijd, de zogenoemde pingoruïnes. Al die ‘landschapselementen’ zijn niet erg efficiënt, zegt Hooisma. Met een grote zwaai van zijn arm wijst hij tot waar de bomen schaduwen werpen op zijn weiland. Een strook gras van zo’n tien meter breed krijgt hier minder zon en droogt na regen langzaam op. “Dat is slecht voor de graskwaliteit.”
Hooisma’s machines moeten op de kleine perceeltjes bovendien ontzettend vaak keren en hij heeft veel werk aan het snoeien en het weghalen van takken op zijn land. Toch zou hij niet zonder willen. En zijn buren ook niet. Dit is het coulisselandschap van hun grootouders, heel anders dan de polder. Hooisma: “Ik zou doodongelukkig worden van het uitzicht op de klei: één grote kale vlakte!”
Maar het belangrijkste van dit landschap vindt hij de natuurwaarde. Hooisma steekt zijn vinger in de lucht: “Hoor je dat? Kikkers! Ik haal de koeien vaak op in een heel kwaakconcert. Dan zie je eerst een reiger wegvliegen, want die heeft het ook gehoord.”
Twintig verschillende soorten gras
Op het land houdt Hooisma de biodiversiteit ook graag op peil. Hij zaait niets bij, maar laat groeien wat er natuurlijk opkomt: twintig verschillende soorten gras, en vandaag een hele hoop boter- en klaverbloemen. “Elk plantje is wel ergens goed voor.”
Zijn houtwallen en elzensingels snoeit hij het liefst zo min mogelijk. “Een dichte struiklaag is beschutter. Er zitten dan meer vliegjes op elk takje. Vogels wonen bovendien niet alleen in de kruinen van bomen, hier zitten ook veel soorten die dicht bij de grond leven.”
Juist om die natuur te beschermen, werden boeren zoals die in de Friese Wouden in de jaren negentig als probleem gezien. Koeien stoten immers ammoniak uit en dat soort verzuring zou de bomen aantasten. Het was de jarenlange opmaat naar de Wet ammoniak en veehouderij uit 2001, die moest verhinderen dat boeren in de buurt van gevoelige natuur nog konden uitbreiden.
Maar uitbreiden is noodzakelijk om te blijven boeren, gezien de stagnerende melkprijs, zegt Hooisma. Samen met zijn vader hield hij eind vorige eeuw nog op 20 hectare veertig koeien. Inmiddels managet hij in zijn eentje 70 hectare, met 120 koeien. “En dan moet je nog op de centen letten.”
Natuurbeheer als nieuwe taak voor boeren
De melkveehouders in de Friese Wouden zouden met de nieuwe wet inderdaad ‘totaal op slot gaan’, zegt hoogleraar rurale sociologie Jan Douwe van der Ploeg. Voor de Wageningen Universiteit onderzocht hij destijds de mogelijkheden voor een toen nog compleet nieuwe taak voor boeren: natuurbeheer. “De bereidheid onder boeren in de Friese Wouden bleek onverwachts groot.”
Er kwamen afspraken met de provincie. In ruil voor goede zorg voor de natuur tussen de weilanden werd deze niet aangewezen als ammoniakgevoelig. De boeren konden dus doorgaan met hun bedrijf en verkenden ondertussen met enkele Wageningse wetenschappers nieuwe manieren om hun ammoniakuitstoot te verminderen. Van der Ploeg: “Dat ging vooral om het voer. Met minder eiwitrijk voer krijg je betere mest, een beter bodemleven en weer meer en beter voer. Dat blijkt allemaal heel goed te werken.”
Hooisma decimeerde zijn eigen gebruik van kunstmest. “We hadden op school geleerd om per hectare elk jaar 500 kilo kunstmest te strooien”, zegt hij. “Dat heb ik toen in één jaar tijd teruggebracht naar 100 kilo.” De Friese boeren houden ondertussen ook elkaar in de gaten.
Een mooie tuin met bloemen betegelen
Tegen buren die hun bomenrijen blijven rooien of hun poelen dempen, zegt Hooisma altijd: “Volgens mij woon je in het verkeerde gebied.” Een overbuurman zette laatst al zijn weilanden om in akkerbouw, tot grote ontsteltenis van Hooisma en andere buren. “Beestjes kunnen niets in die zwarte grond! Het is alsof je een mooie tuin met bloemen in één keer vol gooit met tegels.”
Voor onderhoud van het landschap kunnen boeren in de Friese Wouden een onkostenvergoeding krijgen, via de vereniging Noardlike Fryske Wâlden. Die vergoeding komt volgens Hooisma omgerekend neer op 5 euro per uur. “En dan tel je de nadelen niet mee.”
Bij die nadelen horen ook de controleurs, die voor niet netjes onderhouden natuur ook toeslagen kunnen intrekken. Hooisma had deze maand twee verschillende instanties dagenlang op bezoek. “Sommige boeren sluiten zich niet aan bij de vereniging, alleen omdat ze geen controleurs op hun terrein willen.”
Dat wantrouwen richting boeren stoort ook de voorzitter van de vereniging, Albert van der Ploeg (geen familie van wetenschapper Jan Douwe). “We hebben ooit bedongen dat we aan zelfsturing doen. We komen langs bij onze leden, kijken rond en geven advies. Maar daarnaast krijgen de boeren bezoek van allerlei instanties zoals de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit en verschillende diensten van de provincie.”
Van der Ploeg ziet dat voorlopig niet minder worden, met de komende stikstofwet. “We zitten weer in hetzelfde schuitje als dertig jaar geleden. Maar ondertussen ziet onze natuur er nog hartstikke mooi uit.”
Gepubliceerd in Trouw.
Beeld Reyer Boxem