Gepubliceerd in Mens en Natuur.
Met al dat leven bóven de grond zou je de schepsels daaronder bijna vergeten. Een kwart van de biodiversiteit bevindt zich in de aarde en helpt ook het bovengrondse leven. Als het ecosysteem gezond is, tenminste. Hoe staat het met het bodemleven in Nederland?
Als je in een willekeurig weiland in Nederland een schep in de grond steekt, kom je dan een worm tegen? Misschien denk je van niet. Weilanden staan immers niet bekend om hun bruisende bodemleven. En wormen zijn vaak een teken dat het daar beneden wél goed gaat. Toch wonen juist in weilanden nog best wat wormen, zegt bioloog Gerard Korthals. Hij doet aan de Wageningen University & Research (WUR) onderzoek naar bodemecologie. ‘Als een weiland bemest wordt, heb je meer wormen. Boeren denken dan al snel dat het goed gaat met de biodiversiteit, ook door de ooievaars die weer op de wormen afkomen. Maar een ecosysteem is ingewikkelder dan een of twee soorten. In bossen wonen bijvoorbeeld weinig wormen omdat de grond er – zonder bemesting en bekalking – vaak te zuur is. Toch kennen bosgronden vaak wel veel biodiversiteit.
Hoe het met het bodemleven gaat, is dus een complexe vraag. Korthals kijkt voor zijn werk vooral naar het bodemvoedselweb, dat veelal bestaat uit met het blote oog onzichtbare beestjes. Als je onderin dat web kijkt, gaat het nog best goed, zegt Korthals. ‘Bacteriën en schimmels zijn zo talrijk en soortenrijk dat er sprake is van heel veel veerkracht.’ Zo komt het dat de bodem vaak nog blijft doen wat ‘ie moet doen, ook in weinig biodiverse landbouwgrond. ‘De bodem levert er nog een hele hoge productie, dus als dát je doel is, gaat het goed.’ Toch zijn daar kanttekeningen bij te plaatsen. ‘Er is een heleboel kunstmest en chemie nodig om gewassen te laten groeien en te beschermen tegen ziekten en plagen. En als je de bodem omploegt, verstoor je veel van het bodemleven. Veel schimmels kunnen er bijvoorbeeld niet tegen als de grond elk jaar op zijn kop wordt gezet.’ Het bodemvoedselweb is in veel landbouwgrond niet meer intact. Wat dat betreft gaat het niét goed met een groot deel van de Nederlandse bodem.
Onder het maaiveld
Maar hoe het precies staat met de bodem, is eigenlijk nog vrij onbekend. Korthals werkt daarom mee aan het project Onder het Maaiveld, waar ook IVN bij betrokken is. Drie jaar geleden startte IUCN NL, De Vlinderstichting, NIOO-KNAW en Wageningen University & Research met geld van de Postcode Loterij een project om de bodem meer onder de aandacht te brengen. Gerard Korthals was initiatiefnemer, samen met Caspar Verwer, ecoloog bij IUCN. De bodem is de basis voor de natuur, maar wordt vaak vergeten. Daar willen ze met Onder het Maaiveld verandering in brengen.
Verwer: ‘De afname van insecten en de droogte zijn allemaal tekenen dat het niet goed gaat met de bodem.’
Juist boeren houden zich volgens Verwer al wel veel bezig met de bodem. Zij bekijken met verschillende tests vooral de structuur en de chemie. ‘Denk bijvoorbeeld aan factoren als zuurgraad, organische stofgehalte en voedingsstoffen. Maar de biodiversiteit in de bodem wordt vaak niet of maar mondjesmaat bekeken.’ Om daar meer zicht op te krijgen zijn het afgelopen jaar veel weilanden onderzocht en zijn nu de akkers aan de beurt. Ondertussen wordt de grond uit openbare parken en sportvelden in het lab bekeken.
Behalve de agrarische sector heeft ook de bouw grote invloed op de kwaliteit van de bodem. Verwer: ‘In de bouwsector wordt heel veel gesleept met grond. Grond wordt afgegraven en afgevoerd en er wordt nieuw gebiedsvreemde grond aangebracht om op te bouwen. Zo verniel je het hele bodemecosysteem. Het is dus niet gek als het groen rondom zo’n gebouw dan niet goed groeit. Dat kun je relatief makkelijk verbeteren, door bestaand groen te beschermen en minder goede grond af te graven of te bedekken met gebiedsvreemde grond. Het helpt ook om te werken met lichtere machines, lagere bandenspanning, rijplaten en vaste rijpaden, zodat de bodem minder belast wordt.
Meten is weten
Een vitale bodem met een rijk bodemleven heeft ook een grote maatschappelijke en economische meerwaarde. Om die waarde zichtbaar te maken ontwikkelt het project Onder het Maaiveld een waarderingssysteem voor de bodem, dat een beetje lijkt op het Energielabel voor woningen. Hoe hoger de score, hoe gezonder de bodem en hoe meer deze waard is. Het bodemwaarderingsysteem kan mensen aanzetten om de bodem beter te beheren. Maar om zo’n systeem te maken moet er eerst meer kennis komen over de staat van de bodem en hoe je die goed kunt aflezen.
Onder het Maaiveld vult nu een database met bodemmonsters uit allerlei soorten gronden. Zo’n monster laten analyseren in het lab is duur. De bodemdatabase wordt daarom ook met toegankelijkere data gevuld, zoals het tellen van zichtbare bodemdiertjes. Iedereen kan meedoen, bijvoorbeeld tijdens de bodemdierendagen (zie kader). Deze citizen science – wetenschappelijk onderzoek met hulp van burgers – helpt ook weer mee aan een andere belangrijke pijler van Onder het Maaiveld-project: bewustzijn creëren. Verwer: ‘De laatste jaren merken we dat het onderwerp bodem meer gaat leven in de media. Natuur- en bosterreinen blijven hierin nog een beetje achter, maar we zien het wel gebeuren in openbare ruimte.’
Bij Onder het Maaiveld is ook Stichting Steenbreek betrokken, die de bestrating van bijvoorbeeld tuinen en plantsoenen tegengaat. Onder een tegel krijgt het bodemleven zonder wortels, water, zuurstof en organische stoffen weinig kans. Een florerend bodemvoedselweb heeft beplanting nodig. En andersom geldt dat ook. Bovengrondse planten helpen de bodem luchtig te houden en leveren nieuwe stoffen aan. Afgevallen blaadjes worden door wormen bijvoorbeeld de grond ingetrokken. Anderzijds helpen schimmels en bacteriën de wortels om beter vocht of nutriënten op te nemen. Bij een verstoorde bodem neemt vooral de samenwerking tussen al die soorten af. Dat is niet alleen slecht voor de organismen zelf. Een bodem kan ook functies voor een groter systeem vervullen, zoals het opslaan van koolstof of het vasthouden van water.
Lek
In een optimale grond worden bijna alle stoffen vastgehouden en gerecycled in het systeem. Een minder intacte bodem kan ‘lek’ raken. Voedingstoffen, zoals ook stikstof in de vorm van nitraat, worden dan niet gebruikt in de bovenste 50 centimeter, maar spoelen langzaam uit naar diepere grondlagen en kunnen daar problemen veroorzaken. ‘Maar dat is nog een hypothese’, zegt Korthals. Des te meer reden om veel data te verzamelen over die nog zo onzichtbare bodem. De bodem is misschien robuust en blijft boeren een hoge productie geven, maar is op de lange termijn toch kwetsbaar. Korthals: ‘Als je ergens bloemenweiden aanlegt, reageren de insecten daar meteen op. Je kunt dus snel fouten herstellen. In de bodem gaat dat veel trager. Het is een complex geheel dat je niet goed kunt laten zien. Als je dat veronachtzaamt kun je uiteindelijk een deel van je bodemorganismen definitief verliezen en kan het systeem uit balans raken.’
Gelukkig zijn er steeds meer landbouwinitiatieven die de bodem wat meer met rust laten. Door er niet overheen te rijden met zware trekkers bijvoorbeeld, waarmee je de poriën verdicht en het voedselweb verstoort. En door niet te veel chemie toe te voegen en de aarde om te ploegen. Zo is er Agroforestry, met bomen of meerjarige struiken tussen de gewassen, en er zijn steeds meer voedselbossen, waarin de bodem in principe niet bewerkt wordt. ‘Zo wordt je bodem meer zelfvoorzienend’, zegt Korthals. Als de bouw dan ook nog mee gaat werken én gemeenten en bewoners hun straten en tuinen minder betegelen, krioelt de bodem in Nederland straks weer van het leven.
Baas in eigen bosbodem
Een soort vervallen tussenwoning, noemt Martin de Wolf zijn nieuwste aankoop. Het is een stukje bos van 30 bij 40 meter aan de rand van de Landschotse Heide in het Brabantse Middelbeers. De grond is er zuur en er groeien maar weinig soorten: vooral dennen en berken, met hier en daar een verdwaalde lijsterbes of varen. De grond is bedekt met mos en in koudere maanden met aardappelbovisten, giftige paddenstoelen die vooral op zure bosbodems voorkomen. De omringende percelen zijn van dezelfde kwaliteit.
Met dit stukje bos willen Martin de Wolf en zijn vrouw een bijdrage leveren aan de biodiversiteit. De Wolf: ‘We werden geïnspireerd door de film The Biggest Little Farm, waar een Amerikaans echtpaar in circa tien jaar tijd een vervallen boerderij met een uitgeputte boomgaard, tot leven wekt. Ze passen ecosysteemprincipes toe, waarbij de natuur in en om de boerderij in evenwicht wordt gebracht. Mijn vrouw en ik zeiden na afloop tegen elkaar: ‘Dat willen wij ook doen!’.
Omdat een boerderij te veel tijd en geld zou kosten naast hun geliefde werk in het onderwijs, besloten Martin en zijn vrouw om zich over een stuk bos te ontfermen. Ze focussen vooral op de bodem en laten zich adviseren door deskundigen. Ze planten onder andere rijkstrooiselsoorten, die met hun bladverlies op de langere termijn bijdragen aan een betere humuslaag, en bodembedekkers, die met hun wortels bijdragen aan een betere bodemkwaliteit en waterhuishouding. ‘Het lijkt me geweldig als we in de toekomst ook lindebomen, esdoorns, hazelaars, fladderiepen, ratelpopulier, es, zoete kers en een haagbeuk kunnen laten groeien en dat het vervolgens een paradijselijke plek wordt voor vogels en andere diersoorten.’
Tegels weg, en dan?
Marc Siepman geeft al jaren lezingen en cursussen over de bodem. Ook in je tuin of op je balkon kun je voor een goede bodem zorgen. Als je maar zorgt voor beplanting. ‘Zolang er geen fotosynthese is, wordt er geen koolstof in de bodem gestuurd, dat betekent geen energie voor het bodemleven.’ De tegels moeten er dus in elk geval uit. En dan?
1. Organisch materiaal
‘Het eerste wat een bodem nodig heeft
is organisch materiaal. Dat krijg je snel voor
elkaar door compost toe te voegen, vooral bij
een verdichte kleilaag of zand (zoals die onder
tegels). Compost maak je bij voorkeur zelf.
Of je koopt compost, het liefst afkomstig van
snoeiafval.’2 Bedekken
‘De bodem moet permanent bedekt
zijn met organisch materiaal. Dat kun je ten
eerste doen met een laagje dode boomblaadjes.’3 Beplanten
‘Daarna komt de levende beplanting,
zoals snelle groenbemesters. In het najaar
zijn dat bijvoorbeeld winterhaver of winterrogge, die de hele winter doorgroeien. Als
andere bodemvriendelijke beplanting raadt
Siepman bomen en struiken aan die diep
wortelen, schaduw geven en blaadjes produceren. Ook de vaak ondergewaardeerde paardenbloem en ridderzuring zijn bij hem geliefd.
‘Die wortelen diep, zijn dus droogtebestendig
en halen allerlei mineralen naar boven
Gepubliceerd in Mens en Natuur
Illustratie: Marike Knaapen