Gepubliceerd in Binnenlands Bestuur.
Het aantal voedselbossen neemt toe. Ze dragen bij aan biodiversiteit, klimaatadaptatie en burgerbetrokkenheid. Maar gemeenten ontvangen ze niet altijd met open armen. ‘Voor het tweede jaar op rij is de onderlaag van de begroeiing weggemaaid.’
De groenbeheerders van gemeente Utrecht gingen laatst op excursie in voedselbos Rijnvliet. In de gelijknamige woonwijk, nog in aanbouw, staan straks vijftien hectare eetbare planten en bomen tussen duizend woningen. Voor dat groen gelden speciale onderhoudsprotocollen. Tijdens de excursie kregen de groenbeheerders van de gemeente uitgelegd wat hier allemaal groeit en wat daarbij komt kijken. Het stadsgroen in Rijnvliet bestaat immers niet uit gewone grasveldjes die op standaardtijden gemaaid moeten worden en niet uit één boomsoort per straat die makkelijk aansluit op de grote bomenonderhoudsbeurten van de stad. ‘Er staan wel dertig verschillende bomen in één straat en er groeien kruidenmengels in het gras’, zegt landschapsarchitect Marnix Vink.
Zijn bureau Felixx is sinds 2017 bezig met het ontwerp van voedselbos Rijnvliet. Alle geselecteerde planten en bomen zijn op de een of andere manier eetbaar, of het nu de noten, bladeren, bloemen of vruchten zijn. ‘Dan moet je dus niet alle bomen standaard tot vijf meter hoogte opkronen zodat vrachtwagens er langs kunnen’, zegt Vink.
‘Hier moeten ook vrachtwagens door de wijk, maar aan de achterkant kunnen lage takken blijven zitten, voor mensen om van te plukken. Of misschien staan de bomen expres een eindje van de weg af zodat je ze niet hoeft op te kronen.’ Tijdens de excursie kregen groenbeheerders uitgelegd dat een voedselbos een door mensen ontworpen systeem is, met allerlei verschillende begroeiingslagen die voedsel produceren. Vink: ‘Een voedselbos is een natuurlijk systeem dat zichzelf in stand houdt. Anders dan de traditionele landbouw, waar je elk jaar nieuwe mais plant, oogst je uit een voedselbos zonder dat de planten eraan gaan.’
Groene longen
Het idee van het voedselbos in Rijnvliet kwam van bewoners uit de ernaast gelegen Rijksstraatweg. In 2010 bracht de gemeente Utrecht plannen naar buiten voor de wijk Rijnvliet – in de oksel van de kruising tussen de A12 en de A2. De buren wilden in die plannen graag meer natuur opnemen en richtten daarvoor de stichting Groene Longen van Rijnvliet op. Ze pleitten voor een voedselbos, met iets minder ruimte voor woningen. Vink: ‘In dat laatste kon de gemeente niet mee gaan, want er waren met ontwikkelaars al afspraken gemaakt over de aantallen.’ Maar het voedselbos zag de gemeente wel zitten.
Bureau Felixx werd erbij betrokken als landschapsarchitect, met de vraag of ze samen met bewoners konden nadenken over de inrichting van de openbare ruimte. ‘Dat vonden wij heel interessant’, zegt Vink. ‘Sindsdien trekken we samen op met voedselbosdeskundige Xavier San Giorgi en schreven we met stichting Groene Longen het ambitiedocument Eetbare Woonwijk Rijnvliet.’ Het voedselbos zou voor meer sociale cohesie moeten zorgen, met een belangrijke rol voor de school en andere kennisinstituten. Een voedselbos zou mensen bovendien dichter bij de natuur brengen, al was dat voor de gemeente niet de hoofdreden om het voedselbos aan te leggen. ‘Het ging de gemeente er in eerste instantie om, te luisteren naar bewoners.’
Dat een voedselbos uiteindelijk minder onderhoud zou kosten, zoals voedselbosliefhebbers vaak benadrukken, is hier volgens hem ook niet aan de orde. ‘In een woonwijk heb je te maken met sociale veiligheid: zorgen dat de paden niet helemaal overgroeid raken bijvoorbeeld. Daar gaat de meeste tijd in zitten.’ Wat de gemeente bovendien extra tijd kost, is de onbekendheid met het fenomeen voedselbos. Utrecht heeft voor het beheer van een voedsel wel een groot voordeel ten opzichte van de meeste gemeenten, zegt Vink.
‘Zij hebben hun eigen groenonderhoudsdienst, die beheerders kan bijscholen voor specialistisch onderhoud.’ De gemeente Ede vond het voorbeeld van Rijnvliet bijvoorbeeld ook interessant, maar de ambtenaren zagen een grote hobbel in hun afhankelijkheid van raamcontracten met hoveniers. Vink: ‘Het is lastig om kwaliteit en continuïteit van een voedselbos in bestekken vast te leggen als je elke twee jaar een andere partij hebt.’
Wonderlijk
Inmiddels is de aanleg van woonwijk én voedselbos Rijnvliet zo ongeveer halverwege. De nieuwe bewoners denken inmiddels mee over gezamenlijk onderhoud en vooral de kinderen zijn, via de school, heel betrokken, zegt Vink. Maar het gaat niet allemaal goed. ‘Het is ongelofelijk hoe geweldige kansen blijven liggen’, zegt Maureen Baas, oprichter van regeneratief kenniscentrum Metaal Kathedraal en initiator van het idee voor het voedselbos in Rijnvliet. ‘Een voedselbos is een vitaal orgaan in een stad dat daadwerkelijk voor cruciale biodiversiteit kan zorgen. De gemeente krijgt zoiets eigenlijk in de schoot geworpen, maar weet niet wat ermee te doen. Ik vind het wonderlijk dat de gemeente niet alles op alles zet qua ondersteuning om het concept succesvol te maken.’
Volgens Baas willen ambtenaren alles zelf blijven doen óf het werk uitbesteden aan bedrijven. ‘Terwijl burgers graag willen en veel expertise in huis hebben, zoals ons regeneratief kenniscentrum Metaal Kathedraal.’ Ze heeft zeven jaar gestreden voor Rijnvliet, waarin ze veel projectleiders zag komen en gaan en allerlei ‘beklemmende’ procedures doorliep. ‘Dan moet je bijvoorbeeld bezwaar aantekenen tegen het kappen van oude wilgen. Dat is een heel tracé.
Vervolgens luidt de reactie: “We gaan het toch doen, dankjewel voor je bijdrage.” En zo gaat het aan de lopende band.’ Voor een groot kunstproject in de wijk krijgt Baas internationale subsidie, maar wacht ze nog op geld uit een Utrechts potje. Inmiddels steekt ze geen energie meer in het betrekken van de gemeente. Op de website van de Groene Longen staan als laatste update – van anderhalf jaar geleden – nog een paar foto’s van een paar jonge boompjes tussen platgemaaid en verdroogd groen. ‘Voor het tweede jaar op rij is de onderlaag van de begroeiing bij de entree van de woonwijk weggemaaid’, luidt het commentaar. ‘Hierdoor hebben insecten, kleine zoogdieren maar ook de grotere bomen ter plaatse minder kans om te overleven. Wat een levendige, diverse natuurlijke bodemlaag was, is nu een woestijn.’
Dit soort tegenslagen komt helaas veel voor bij voedselbossen, weet Peter Duitman. Hij werkt als zelfstandige projectleider van groene projecten veel samen met initiatiefnemers en de Amsterdamse gemeente. Bewoners besteden er vaak veel van hun eigen tijd aan. ‘Als er dan nieuwe ambtenaren aantreden met nieuwe ideeën, komen er ook weer nieuwe vragen en eisen. Dat is op zich logisch, maar dat leidt wel tot veel teleurstelling.’
Grond schaars
In Amsterdam Noord ging laatst een tiny forest niet door, na een traject van zo’n twee jaar. Er mochten uiteindelijk geen hoge bomen worden geplaatst. ‘Bomen zijn bijna altijd problematisch in de stad, waar de grond schaars is’, zegt Duitman. Bomen zijn immers niet tijdelijk. ‘Als serieuze stadslandbouw-ondernemer plant je bomen voor twintig of dertig jaar, maar daar krijg je geen toestemming voor.’ Een ander probleem is dat als de gemeente er later toch wil gaan bouwen, bomen alleen nog kunnen worden gekapt met een vergunning. En dan is er nog het beheer van bomen.
Duitman: ‘Bewoners mogen geen bomen beheren die hoger zijn dan drie meter. Dat heeft te maken met veiligheid. Je wilt bewoners niet de verantwoordelijkheid geven voor een vallende tak.’ Het lijkt hem het handigst als het beheer van de bomen bij de gemeente blijft, en de rest van het beheer bij de bewoners zelf.
De projecten waar Duitman aan meewerkt, zijn niet alleen vanuit sociaal oogpunt opgezet. De meeste subsidies die hij kent, zijn gericht op stadslandbouw. ‘De gemeente stapelt wel graag functies’, zegt hij. Dat lukt goed met een voedselbos. Een subsidie vanuit de Regio Deal met Zaanstad, Amsterdam en de provincie stimuleert bijvoorbeeld groen, sociaal, bewustwording en educatie. ‘Het ministerie kijkt nu ook naar voedselbossen als échte landbouw, met boeren op landbouwgrond. Maar dat is in Amsterdam eigenlijk amper mogelijk.’
Ook buiten de stad is een voedselbos moeilijk in te passen, weet Jelle Fekkes. Hij is als landschapsarchitect gespecialiseerd in voedselbossen. ‘Ons landschap is verdeeld in functies’, zegt hij. Maar dat is bij een voedselbos lastig. ‘Een voedselbos heeft als doelstelling het produceren van voedsel, maar het systeem dat het daarvoor gebruikt, is natuur. De soortenrijkheid en aantal fauna zijn vaak hoger dan in andere natuurgebieden. Maar als het wordt aangemerkt als natuur, mag je niet meer oogsten omdat je misschien iets verstoort.’ Fekkes is daarom blij dat Voedselbossen in Nederland inmiddels vallen onder ‘landbouw’. Maar agrarische grond moet vaak wel ‘open’ blijven. Weer zonder bomen dus.
Verdienmodel
Landgoedeigenaren die nu aan houtbouw doen, zijn volgens Fekkes op zoek naar een profitabeler, gezonder en droogtebestendiger verdienmodel voor hun landgoed. ‘Een dennenplantage zou ook een voedselbos kunnen worden, maar dan loop je wel de houtproductie mis.’ Kappen ontregelt de bodem immers te erg. En het idee van een voedselbos is juist dat je met de oogst niet veel verstoort. Eigenlijk bestaat er in Nederland nog geen serieus commercieel voedselbos, denkt Fekkes. Er zijn natuurlijk wel succesvolle voedselbossen, zoals ‘moedervoorbeeld’ Ketelbroek, maar die bekostigden alles uit private zak, zonder winstoogmerk.
‘Niemand heeft nog antwoord op de vraag hoe je grond vrij maakt voor voedselbos als serieuze landbouw, om met een serieuze onderneming uit te baten.’ Een gemeente moet dan in zee durven gaan met een ondernemer in plaats van een stichting, en die ook echt ruimte en tijd te geven. ‘Je hebt een aanloopfase nodig van vijf of zeven jaar. Dat betekent subsidies, of uitgestelde pacht.’ Een goed voorbeeld is Schijndel, een proefboerderij van stichting Voedselbosbouw Nederland. Zij pachten de grond voor twintig jaar. De eerste zeven jaar hoeven ze daarvoor niet te betalen. Dat halen ze in de dertien jaar daarna dan weer in. ‘Zij willen in twintig jaar bewijzen dat het ondernemend uit kan.’
Een verdienmodel is lastig op openbaar terrein, zoals in Rijnvliet. ‘Eten is voor de eerste die komt. Ook als dat de vogels zijn’, zegt Vink. Het gaat in Rijnvliet best goed, vindt hij. Dat niet iedereen tevreden is, heeft meer te maken met heldere verantwoordelijkheden en communicatie. ‘De gemeente doet gewoon haar werk en is het niet gewend dat ze zo in de gaten wordt gehouden. Neem zo’n weggemaaide onderlaag. Het is goed om een eenmaal gebloeide kruidlaag weg te maaien en zo ruimte te geven aan nieuwe zaden. Je moet dus communiceren dat het hierdoor volgend jaar nog beter wordt.’ Vink denkt dat de gemeente nu veel leert en ziet de toekomst voor voedselbossen positief in. ‘Als dit een succes wordt, komen er meer van dit soort initiatieven. Die kunnen dan nog beter worden uitgerold.’ Ook steeds meer kwekers zien de waarde van eetbare gewassen. ‘Voor de tweede helft van deze wijk zijn er al veel meer eetbare soorten in de juiste maat te krijgen.’
Nationale afspraken voedselbos
Een voedselbos is een door mensen ontwerpen hoogdivers ecosysteem met de functies van een natuurlijk bos. Het is minstens een halve hectare groot en bestaat uit meerdere lagen, waaronder in elk geval een kruinlaag van hogere bomen en bijvoorbeeld ook stuiken, bodembedekkers en klimplanten. In 2016 tekenden drie ministeries, twee provincies en verschillende onderzoeks- en faciliterende partijen de vijfjarige Green Deal Voedselbossen. Zo werden al enkele beleidsmatige hobbels voor voedselbossen weggenomen. Voedselbossen worden inmiddels erkend als landbouw en hebben hun eigen gewascode. Dan hoeft niet meer voor elke aparte gewassoort in het soortenrijk voedselbos een nieuwe vergunning aangevraagd te worden. Als voortzetting van de Green Deal werd eind vorig jaar het Agroforestry Netwerk Nederland gelanceerd.
beeld: Jeroen Musch