Het gaat goed met Fairphone. Bas van Abel kan zijn ‘eerlijke’ smartphonebedrijf al geen start-up meer noemen. Van de Fairphone 1 werden 60.000 exemplaren verkocht en van de Fairphone 2 inmiddels 23.000.
Maar het succes van Fairphone hangt niet alleen af van verkoopcijfers. Als duurzame ondernemer houdt Van Abel rekening met meer. Dat leidt soms tot ingewikkelde dilemma’s.
{image:3222}
1. Het diepe in: niets doen versus vuile handen
Fairphone begon in 2010 als campagne om problemen in de keten van smartphones aan de kaak te stellen. Daar werkte Bas van Abel aan mee vanuit de Waag Society door het productieproces van de telefoons publiekelijk uit te pluizen. Maar je verbetert weinig door alleen te roepen wat er mis gaat, merkte hij. Je krijgt systemen pas in in beweging als je zelf mee gaat doen. Dus stapte hij met Fairphone in het diepe en begon zelf telefoons te maken.
De ondernemershanden uit de mouwen steken betekent in de smartphonebusiness al snel dat je ze vuil maakt. Een smartphone bestaat uit te veel componenten – 1500! -waarvan je de productieketen erachter helemaal onder controle moet krijgen. Van Abel: “Dat is de dynamiek rondom eerlijkheid: Je weet dat je de 100 procent nooit gaat bereiken.” Fairphone richt zich daarom op het vergroten van eerlijkheid. Juist door samen te werken met mijnen in Congo waar nog niet alles ‘koek en ei’ is.
“Je kunt natuurlijk ook voor Australische mijnen kiezen, waar de arbeidsomstandigheden harstikke eerlijk zijn. Maar daar heeft Congo niets aan.” Van Abel spoort zijn leveranciers aan om materialen te halen uit ‘conflictvrije’ mijnen in Congo die niet de gewapende milities, maar de lokale economie ten goede komen. In die mijnen wil hij op den duur ook verbeteringen aanbrengen op het gebied van kinderarbeid, veiligheid en duurzaamheid.
“We hebben alle problemen niet in een dag opgelost. Het zou zelfs arrogant zijn om te denken dat dat kan door een telefoon te maken.” ‘Het mooie’ aan Fairphone vindt Van Abel dat het niet om perfectie gaat. “Discussies rondom eerlijkheid op gang brengen is al een doel op zich.”
Als mensen twee keer zo lang doen met hun smartphone, kun je de productie halveren.
2. Elektronische anorexia: mooi versus robuust
Juist omdat Fairphones nooit ‘perfect’ gemaakt kunnen worden, ontwerpen Van Abel en zijn team ze zo robuust mogelijk. Van Abel: “Als mensen twee keer zo lang doen met hun smartphone, kun je de productie halveren.” Schadelijke effecten op mens en milieu hollen dan vanzelf achteruit. Maar daar dient het volgende dilemma zich aan: stevige telefoons vinden we niet bepaald de mooiste.
Op de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht leerde Bas van Abel dat duurzaamheid niet ten koste hoeft te gaan van esthetiek. “Ik weet nu dat dat niet waar is. In ieder geval niet met de huidige schoonheidsidealen.” We zijn bijvoorbeeld gewend dat smartphones uit de verpakking komen zonder vingervlekken uit de fabriek en met een coating tegen krasjes. De chemicaliën die daarvoor nodig zijn veroorzaken gezondheidsklachten bij fabrieksarbeiders. Maar het grootste obstakel is misschien wel de ‘elektronische anorexia’. Van Abel: “Laptops en smartphones moeten allemaal zo dun mogelijk zijn. Vanuit duurzaamheidsperspectief is dat killing. Omdat alles aan elkaar wordt gelijmd kun je de batterij niet verwijderen of andere onderdelen vervangen. Ons schoonheidsideaal moet veranderen om duurzaamheid een plek te geven in onze producten.”
De Fairphone 2 kreeg geen krasjeswerende coating en wél dikker glas, ingebouwde bumpers en onderdelen die je thuis zelf kunt vervangen met een schroevendraaier. Die laatste feature van de Fairphone maakt het bedrijf expres goed zichtbaar door de achterkant transparant te maken.
3. Chinese werknemers: meer loon versus eerlijke behandeling
Iedereen die aan Fairphone meewerkt, moet eerlijk betaald krijgen. Dus ook de Chinese fabrieksarbeiders. Van alle verkochte modellen van Fairphone 1 legden Fairphone en de Chinese fabriek daar allebei 2,50 dollar extra voor in. Maar waar moest dat geld precies heen? Niet alleen naar het loon van fabrieksarbeiders die aan de Fairphone werken. Dat zou binnen de fabriek namelijk tot scheve blikken leiden. Fairphone begunstigde liever álle arbeiders van de fabriek. Van Abel: “Maar we zijn geen werkgevers. Als wij meer betalen, kan dat ook naar de aandeelhouders gaan. De essentie van het probleem van lage lonen in China is bovendien de vertegenwoordiging van arbeiders. Dát willen we graag verbeteren.”
Fairphone richtte daarom een Nederlands fonds op, met het extra geld en een democratische vertegenwoordiging van de arbeiders. Op basis van projecten en voorstellen uit de fabriek werd de bestemming van het geld bepaald. Het meeste ging inderdaad naar extra loon of bonusbetalingen. Een deel besteedde het fonds aan het verbeteren van het eten in de kantine. Van Abel: “De werknemers hebben nu dus beter eten én ze hebben wat te zeggen over het verbeteren van hun welzijn.” Voor de Fairphone 2 is een zelfde soort fonds in ontwikkeling.
Wij groeiden van 2 naar 50 man in 2,5 jaar.
4. Eigen personeel: flexibiliteit versus goede werkomgeving
Dan rest nog het eigen personeel in Nederland. “Je hebt het er in China over dat mensen niet te veel overuren moeten maken”, zegt van Abel, “maar hier maken we soms 60 of 70 uur in de week om de boel draaiende te houden.” In Nederland kiezen mensen misschien wel meer bewust voor een drukke baan, maar als sociale ondernemer wil Van Abel mensen ook beschermen tegen een burn-out. “Een goede werkomgeving bieden is ontzettend lastig als start-up met een constant capaciteitsprobleem. Wij groeiden van 2 naar 50 man in 2,5 jaar.” Medewerkers van Fairphone zijn ‘relatief’ vrij om thuis te werken en hun eigen werktijd in te plannen en worden zoveel mogelijk betrokken bij beslissingen.
Omdat Fairphone salarissen niet te veel van elkaar wil laten verschillen, grijpt het bedrijf soms naast nieuwe medewerkers met hogere looneisen. “Je kunt niet iedereen aantrekken die je nodig hebt”, verzucht Van Abel, “maar aan de andere kant: zijn dat écht de mensen die geschikt zijn?”.
Een ander dilemma achter de schermen bij Fairphone zijn de vlieguren die Van Abel en zijn collega’s voor het internationale bedrijf moeten maken. Het beleid? Van Abel: “We vliegen zo weinig mogelijk. Maar dat resulteert er niet altijd in dat je weinig vliegt.”
5. Niet teveel verkopen: Impact vs Voetadruk
Het gekste dilemma van Fairphone is wel dat het bedrijf de markt niet wil overspoelen. Van Abel maakt zijn telefoons immers zo robuust mogelijk om de productie van smartphones omlaag te brengen. Het salesteam wil daarom geen telefoons ‘pushen’, oftewel: Fairphones verkopen aan mensen die al een telefoon hebben. Van Abel: “Dat is een enorme uitdaging, want we moeten ook groeien als bedrijf om de controle over de keten te vergroten en de relatie met leveranciers goed te houden.” Om grondstoffen zoveel mogelijk los te koppelen van het verdienmodel zoekt Fairphone naar andere manieren van geld verdienen, zoals ‘service’.
Zelf vindt Van Abel dit dilemma niet zo raar. “Uiteindelijk krijgt elk bedrijf hiermee te kampen. Bij alles wat je maakt, vernietig je namelijk iets. En grondstoffen zijn eindig. Dat lijkt op het probleem dat de hele mensheid heeft: als je er bent, maak je ook dingen stuk. Moeten we dan collectief zelfmoord plegen om te zorgen dat de wereld beter wordt? We moeten daarin een balans vinden.”
Dit artikel is gepubliceerd op OneWorld