Emigreren voor beter onderwijs. Het overkomt twee van de drie kinderen in de documentaire ‘Gewoon Hoogbegaafd’. Emmi Visser (23) filmde hen om de discussie over aangepast onderwijs te starten. Zelf kreeg Emmi nooit hulp bij haar hoge IQ. Ze raakte er acht jaar lang door in een depressie.
Ze leest over vampiers, verslaat orks op de PlayStation, schrijft een boek en bouwt met fimoklei kleurige steden van boomhutten en zwevende bollen. Andere werelden vindt Emmi leuk, erkent ze meteen.
“Uiteindelijk is het natuurlijk een vorm van escapisme, maar misschien kun je het gewoon zien als verbeeldingskracht of fantasie”, vat ze droogjes samen.
We zitten op een stormachtige middag in Emmi’s woonkamer in het Friese Hurdegaryp. Haar handen liggen rustig ineengevouwen voor haar op tafel. Ze houdt haar hoofd een beetje naar beneden gebogen.
“Drugs en sigaretten heb ik altijd afgewezen. Ik dacht: ‘waarom kan ik niet eens normaal doen?'”
Zonder een woord te veel te zeggen, vertelt ze over haar schooltijd. Die inspireerde haar tot het maken van haar documentaire ‘Gewoon Hoogbegaafd’. De titel is een wens van Emmi, want zo ‘gewoon’ wordt haar hoogbegaafdheid nog steeds niet gevonden.
Identiteit
Al in groep zeven werd in IQ-testen duidelijk dat Emmi hoogbegaafd was. Maar extra werk of begeleiding had haar school niet in petto. Daarom vulde Emmi, eenmaal klaar met het reguliere lesaanbod, heel groep acht met het maken van werkstukken. “Uiteindelijk zelfs over auto’s”, vertelt ze schouderophalend.
Maar haar spreekbeurten over The Beatles of Tibetaans boeddhisme maakten op haar klasgenootjes geen indruk. Emmi werd gepest en voelde zich buitengesloten. Dat dat niet zo vreemd is, ontdekte ze pas jaren later.
“Pas sinds mijn 21e ben ik met mijn hoogbegaafdheid bezig en merk ik hoe belangrijk dit is voor je identiteit. Het is heel prettig om te weten dat sommige sociale dingen die niet willen, niet zozeer aan jezelf liggen, maar aan die hersenen.”
Bij hoogbegaafdenvereniging Mensa hoort Emmi van anderen vaak dezelfde eenzame verhalen. Maar inmiddels komen dit soort situaties voor hoogbegaafde kinderen minder vaak voor, weet ze. “Er is veel meer aandacht voor hoogbegaafdheid en er wordt erkend dat het niet iets is dat je gewoon naast je neer kunt leggen.”
Bezig met hoogbegaafdheid
Aan dat bewustzijn helpt Emmi met haar documentaire nu zelf ook mee,. De film wordt binnenkort op verschillende scholen in de buurt vertoond aan lerarenteams om de discussie te starten. Expert Jan Kuipers wil de documentaire gebruiken in zijn cursussen over hoogbegaafdenonderwijs.
Emmi maakte de documentaire vorig jaar, uit nieuwsgierigheid naar hoogbegaafdenonderwijs. Ze moest toch een paar maanden wachten om met haar Masteropleiding Kunst, Cultuur en Media in Groningen te beginnen.
In plusklassen gaf ze brieven mee om met kinderen en ouders in contact te komen. Maar dat bleek moeilijker dan gedacht. Uiteindelijk ging het via een forum makkelijker. “Daar vind je ouders en kinderen die er zelf ook veel mee bezig zijn.”
Emmi filmde drie kinderen, Marre, Déjan en Menno. Marre is acht jaar en verhuisde in 2009 met haar ouders vanuit Noorwegen terug naar Nederland, om uitdagend onderwijs te vinden. In Noorwegen bestaat het woord hoogbegaafd überhaupt niet, legt haar vader uit. Marre gaat nu naar een Leonardoschool en doet het goed.
Déjan is een vrolijke jongen in de plusklas van groep acht. Het liefst wordt hij later profvoetballer.
Alleen de zesjarige Menno heeft veel problemen. Hij is al twee keer depressief geweest. Eerst op een normale basisschool, later ook op de Leonardoschool waar hij twee klassen oversloeg. Nu vertrekt zijn gezin naar Australië. Daar mag je thuisonderwijs geven en bestaat er beter onderwijs voor hoogbegaafden.
Depressieve puber
De verhalen van de kinderen raken Emmi, maar dat had ze al wel verwacht. Zelf ging het haar ook niet goed af. Ze werd op haar veertiende depressief, maar ontdekte dat pas op haar 21e toen ze mentaal instortte. “Ik verveelde me dood op de middelbare school, en mocht alleen een uur wiskunde overslaan. Dus richtte ik me thuis op mijn hobby’s.
“Mijn depressieve gevoelens namen mijn ouders en ik niet zo serieus. We hadden het alle drie druk met onze eigen dingen en we dachten dat het de puberteit was. Uiteindelijk dacht ik dat het normaal was om je zo te voelen.”
Op de University College in Utrecht, waar het onderwijsniveau hoog ligt, leek het beter te gaan. Wel had Emmi moeite met het studentikoze campusleven. Drugs en sigaretten heeft ze altijd afgewezen. Ook al kreeg ze daardoor een hekel aan zichzelf. Waarom kon ze niet eens normaal doen?
Normen en waarden
Ook met alcoholmisbruik heeft ze altijd moeite gehad. “Maar geen alcohol is als student echt wel een taboe. Je zit altijd tussen de feesten.” Het studentenleven ging vaak over Emmi’s grenzen heen. Dit kan ook horen bij hoogbegaafdheid, weet ze nu. “Je kan strengere normen en waarden hebben.”
Dat werd pas echt een probleem toen ze in Engeland ging studeren. Daar ging het mis. Ze wilde er een jaar blijven, maar kwam na een week weer terug. “Het studentenleven is in Engeland nog een graadje erger dan hier”, legt Emmi uit.
Over haar instorting wil ze niet veel vertellen. Maar een jaar lang ging het minder goed en praatte Emmi met een psycholoog, een psychiater en een internettherapeut. Haar hoge IQ bleek een grote rol te spelen. Inmiddels gaat het een stuk beter. Naar de psycholoog gaat ze niet meer.
“Dat hielp ook niet zo. Ik zie door die psychologen heen, omdat ik zelf ook het vak ‘Introductie in de Psychologie’ heb gevolgd. Als ze iets vragen, weet ik waarom ze dat vragen. En naar de achtergronden achter mijn negatieve gedachten was ik zelf ook al lang op zoek gegaan.”
Fantaseren over begrip
Het leven zou een stuk gemakkelijker zijn geweest met tien IQ-punten minder, zucht Emmi. Dat heeft ze altijd gedacht. “Het was vast anders geweest als ik meer met mijn hoogbegaafdheid had gedaan, blijkt nu. Het heeft twintig jaar geduurd tot iemand een keer mijn grapjes begreep.”
Marre heeft daar geen last meer van, blijkt als Emmi haar in de documentaire vraagt wat een Leonardoschool eigenlijk is. Emmi: “Ik verwachtte dat ze zou zeggen dat iedereen heel slim was of dat ze ook filosofie hebben. Maar ze zei alleen: ‘Hier begrijpen kinderen je’. Dat vond ik wel mooi voor een achtjarige.”
Emmi ervaart dit nu pas zelf op de jongerenweekenden van Mensa. “Iedereen is een beetje vreemd, maar dat is oké.” Ook bij andere mensen zou ze dat graag willen. Emmi droomt ervan dat het ooit normaal wordt om te zeggen dat je hoogbegaafd bent. “Nu wordt het zo snel opgevat alsof je arrogant bent. Ik zeg het dus ook liever niet dan wel.”
Wie weet brengt haar documentaire daar verandering in. En tot die tijd blijft Emmi gewoon doorfantaseren. Zoals in het boek waar ze nu aan bezig is. Ze bedacht het verhaal op haar veertiende en begon twee jaar geleden met schrijven.
De hoofdpersoon is een jongen die wakker wordt in de woestijn en na een paar dagen dwalen door iemand naar een dorp wordt gebracht. Daar zijn meerdere mensen met een verhaal als het zijne. Iedereen is een beetje vreemd. Zoals een meisje met ogen die steeds van kleur veranderen. Het heeft te maken met hun gaves. Iedereen blijkt ergens heel goed in te zijn.
Gepubliceerd in Talent
Foto: LinkedIn